Parallel Bible results for "2-koningen 8:7-15"

2 Koningen 8:7-15

SVV

NIV

7 Daarna kwam Elisa te Damaskus, als Benhadad, de koning van Syrie, krank was; en men boodschapte hem, zeggende: De man Gods is herwaarts gekomen.
7 Elisha went to Damascus, and Ben-Hadad king of Aram was ill. When the king was told, “The man of God has come all the way up here,”
8 Toen zeide de koning tot Hazael: Neem een geschenk in uw hand, en ga den man Gods tegemoet; en vraag door hem den HEERE, zeggende: Zal ik van deze krankheid genezen?
8 he said to Hazael, “Take a gift with you and go to meet the man of God. Consult the LORD through him; ask him, ‘Will I recover from this illness?’ ”
9 Zo ging Hazael hem tegemoet, en nam een geschenk in zijn hand, te weten, alle goed van Damaskus, een last van veertig kemelen; en hij kwam, en stond voor zijn aangezicht, en zeide: Uw zoon Benhadad, de koning van Syrie, heeft mij tot u gezonden, om te zeggen: Zal ik van deze krankheid genezen?
9 Hazael went to meet Elisha, taking with him as a gift forty camel-loads of all the finest wares of Damascus. He went in and stood before him, and said, “Your son Ben-Hadad king of Aram has sent me to ask, ‘Will I recover from this illness?’ ”
10 En Elisa zeide tot hem: Ga, zeg, gij zult ganselijk niet genezen; want de HEERE heeft mij getoond, dat hij den dood sterven zal.
10 Elisha answered, “Go and say to him, ‘You will certainly recover.’ Nevertheless, the LORD has revealed to me that he will in fact die.”
11 En hij hield zijn gezicht staande, en zette het vast tot schamens toe; en de man Gods weende.
11 He stared at him with a fixed gaze until Hazael was embarrassed. Then the man of God began to weep.
12 Toen zeide Hazael: Waarom weent mijn heer? En hij zeide: omdat ik weet, wat kwaad gij den kinderen Israels doen zult; gij zult hun sterkten in het vuur zetten, en hun jonge manschap met het zwaard doden, en hun jonge kinderen verpletteren, en hun zwangere vrouwen opensnijden.
12 “Why is my lord weeping?” asked Hazael. “Because I know the harm you will do to the Israelites,” he answered. “You will set fire to their fortified places, kill their young men with the sword, dash their little children to the ground, and rip open their pregnant women.”
13 En Hazael zeide: Maar wat is uw knecht, die een hond is, dat hij deze grote zaak doen zou? En Elisa zeide: De HEERE heeft mij getoond, dat gij koning zijn zult over Syrie.
13 Hazael said, “How could your servant, a mere dog, accomplish such a feat?” “The LORD has shown me that you will become king of Aram,” answered Elisha.
14 Zo ging hij weg van Elisa, en kwam tot zijn heer, die tot hem zeide: Wat heeft Elisa tot u gezegd? En hij zeide: Hij heeft tot mij gezegd: Gij zult zekerlijk genezen.
14 Then Hazael left Elisha and returned to his master. When Ben-Hadad asked, “What did Elisha say to you?” Hazael replied, “He told me that you would certainly recover.”
15 En het geschiedde des anderen daags, dat hij een deken nam, en in het water doopte, en over zijn aangezicht uitspreidde, dat hij stierf; en Hazael werd koning in zijn plaats.
15 But the next day he took a thick cloth, soaked it in water and spread it over the king’s face, so that he died. Then Hazael succeeded him as king.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.
Scripture quoted by permission.  Quotations designated (NIV) are from THE HOLY BIBLE: NEW INTERNATIONAL VERSION®.  NIV®.  Copyright © 1973, 1978, 1984, 2011 by Biblica.  All rights reserved worldwide.