1 Koningen 22:19-29

19 Verder zeide hij: Daarom hoort het woord des HEEREN: Ik zag den HEERE, zittende op Zijn troon, en al het hemelse heir staande nevens Hem, aan Zijn rechter hand en aan Zijn linkerhand.
20 En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo.
21 Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede?
22 En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo.
23 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken.
24 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken; en hij zeide: Door wat weg is de geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken?
25 En Micha zeide: Zie, gij zult het zien, op dienzelfden dag, als gij zult gaan van kamer in kamer, om u te versteken.
26 De koning van Israel nu zeide: Neem Micha, en breng hem weder tot Amon, den overste der stad, en tot Joas, den zoon des konings;
27 En gij zult zeggen: Zo zegt de koning: Zet dezen in het gevangenhuis, en spijst hem met brood der bedruktheid, en met water der bedruktheid, totdat ik met vrede weder kom.
28 En Micha zeide: Indien gij enigszins met vrede wederkomt, zo heeft de HEERE door mij niet gesproken! Verder zeide hij: Hoort, gij volken altegaar!
29 Alzo toog de koning van Israel en Josafat, de koning van Juda, op naar Ramoth in Gilead.

1 Koningen 22:19-29 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 1 KINGS 22

This chapter relates, that after three years' peace with the king of Syria, Ahab was inclined to go to war with him, to take Ramothgilead out of his hands; and he drew in Jehoshaphat, king of Judah, to join him in it, 1Ki 22:1-4, but before they went into it, they took advice, Ahab of his four hundred prophets, which Jehoshaphat not being satisfied with, a true prophet of the Lord, Micahah, was sent for, 1Ki 22:5-14 who, when he came, jeered Ahab with what his prophets had said to him; intimated that he should be killed, and explained it to him how he came to be deceived by his prophets, 1Ki 22:15-23 upon which he was smitten on the cheek by Zedekiah, one of the false prophets, and imprisoned by the order of Ahab, 1Ki 22:24-28, after which the two kings went to the battle, and Jehoshaphat was in great danger of his life; but Ahab was wounded, and died, 1Ki 22:29-40, and the chapter is concluded with an account of the reign of Jehoshaphat king of Judah, 1Ki 22:41-50, and of Ahaziah king of Israel, 1Ki 22:51-53.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.