1 Koningen 4:2-12

2 En deze waren de vorsten, die hij had: Azaria, de zoon van Zadok, was opperambtman.
3 Elihoref, en Ahia, de zoon van Sisa, waren schrijvers; Josafat, de zoon van Ahilud, was kanselier.
4 En Benaja, de zoon van Jojada, was over het heir; en Zadok en Abjathar waren priesters.
5 En Azaria, de zoon van Nathan, was over de bestelmeesters; en Zabud, de zoon van Nathan, was overambtman, des konings vriend.
6 En Ahisar was hofmeester; en Adoniram, de zoon van Abda, was over de schatting.
7 En Salomo had twaalf bestelmeesters over gans Israel, die den koning en zijn huis verzorgden; voor elk was een maand in het jaar om te verzorgen.
8 En dit zijn hun namen: de zoon van Hur was in het gebergte van Efraim.
9 De zoon van Deker in Makaz, en in Saalbim, en Beth-Semes, en Elon-Beth-hanan.
10 De zoon van Hesed in Arubboth; hij had daartoe Socho en het ganse land Hefer.
11 De zoon van Abinadab had de ganse landstreek van Dor; deze had Tafath, de dochter van Salomo, tot een vrouw.
12 Baana, de zoon van Ahilud, had Taanach, en Megiddo, en het ganse Beth-Sean, hetwelk is bij Zartana, beneden van Jizreel, van Beth-Sean aan tot Abel-Mehola, tot op gene zijde van Jokmeam.

1 Koningen 4:2-12 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO FIRST KINGS 4

As in the preceding chapter we have a proof of the wisdom and understanding which the Lord gave to Solomon, as promised, so in this an account is given of the riches and honour he was possessed of; of him, as king over all Israel, and of his princes, 1Ki 4:1-6; of the providers of food for his household in the several parts of the land, 1Ki 4:7-19; of the largeness and extent of his dominions, and of the peace and prosperity thereof, 1Ki 4:20,21,24,25; of his daily provisions for his household and for his cattle, 1Ki 4:22,23,26-28; and of his superior wisdom and knowledge to all others in all nations, which brought some out of all to hear it, 1Ki 4:29-34.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.