2 Kronieken 14:10-15

10 Toen toog Asa tegen hem uit; en zij stelden de slagorde in het dal Zefatha bij Maresa.
11 En Asa riep tot den HEERE, zijn God, en zeide: HEERE, het is niets bij U, te helpen hetzij den machtige, hetzij den krachteloze; help ons, o HEERE, onze God! Want wij steunen op U, en in Uw Naam zijn wij gekomen tegen deze menigte; o HEERE! Gij zijt onze God; laat den sterfelijken mens tegen U niets vermogen.
12 En de HEERE plaagde de Moren voor Asa en voor Juda; en de Moren vloden.
13 Asa nu en het volk, dat met hem was, jaagden hen na tot Gerar toe; en zo velen vielen er van de Moren, dat er voor hen geen hervatting was; want zij waren verbroken voor den HEERE en voor Zijn leger; en zij droegen zeer veel roofs daarvan.
14 En zij sloegen alle steden rondom Gerar; want de verschrikking des HEEREN was over hen; en zij beroofden al de steden, omdat veel roofs in dezelve was.
15 En zij sloegen ook de tenten van het vee, en voerden weg schapen in menigte, en kemelen; en kwamen weder te Jeruzalem.

2 Kronieken 14:10-15 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 CHRONICLES 14

This chapter relates the death of Abijah, and the succession of Asa in his stead, 2Ch 14:1, gives a good character of the latter for his reformation in religion, and for the care he took for the safety and protection of his subjects, 2Ch 14:2-8, and an account is given of a large army of Ethiopians that came against him, over whom he crying to the Lord, and trusting in him, by his help obtained a complete victory, 2Ch 14:9-15.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.