2 Kronieken 29:3-13

3 Dezelve deed in het eerste jaar zijner regering, in de eerste maand, de deuren van het huis des HEEREN open, en beterde ze.
4 En hij bracht de priesteren en de Levieten in, en hij verzamelde ze in de Ooststraat.
5 En hij zeide tot hen: Hoort mij, o Levieten; heiligt nu uzelven, en heiligt het huis des HEEREN, des Gods uwer vaderen, en brengt de onreinigheid uit van het heiligdom.
6 Want onze vaders hebben overtreden, en gedaan dat kwaad was in de ogen des HEEREN, onzes Gods, en hebben Hem verlaten, en zij hebben hun aangezichten van den tabernakel des HEEREN omgewend, en hebben den nek toegekeerd.
7 Ook hebben zij de deuren van het voorhuis toegesloten, en de lampen uitgeblust en het reukwerk niet gerookt; en het brandoffer hebben zij in het heiligdom aan de God Israels niet geofferd.
8 Daarom is een grote toorn des HEEREN over Juda en Jeruzalem geweest; en Hij heeft hen overgegeven ter beroering, ter verwoesting en ter aanfluiting, gelijk als gij ziet met uw ogen.
9 Want ziet, onze vaders zijn door het zwaard gevallen; daartoe onze zonen, en onze dochteren, en onze vrouwen zijn daarom in gevangenis geweest.
10 Nu is het in mijn hart een verbond te maken met den HEERE, den God Israels, opdat de hitte Zijns toorns van ons afkere.
11 Mijn zonen, weest nu niet traag; want de HEERE heeft u verkoren, dat gij voor Zijn aangezicht staan zoudt, om Hem te dienen; en opdat gij Hem dienaars en wierokers zoudt wezen.
12 Toen maakten zich de Levieten op, Mahath, de zoon van Amasai, en Joel, de zoon van Azarja, van de kinderen der Kahathieten; en van de kinderen van Merari, Kis, de zoon van Abdi, en Azarja, de zoon van Jehaleel; en van de Gersonieten, Joah, de zoon van Zimma, en Eden, de zoon van Joah;
13 En van de kinderen van Elizafan, Simri en Jeiel; en van de kinderen van Asaf, Zecharja en Mattanja;

2 Kronieken 29:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO 2 CHRONICLES 29

This chapter begins with the good reign of Hezekiah, who upon his accession to the throne opened the doors of the temple, 2Ch 29:1-3, summoned the priests and Levites, and exhorted them to purge the temple, and restore the worship of it, 2Ch 29:4-11, who accordingly set about the work immediately, and cleansed the temple, and, when they had done, reported it to the king, 2Ch 29:12-19 upon which he, with the princes, went into the temple and offered sacrifices, 2Ch 29:20-24 and ordered singers to sing at the offering of burnt offerings, 2Ch 29:25-30 when he and his people offered burnt offerings and peace offerings in great abundance, 2Ch 29:31-36.

\\see Gill on "2Ki 18:2"\\, \\see Gill on "2Ki 18:3"\\. 19751-950128-1017-2Ch29.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.