Daniël 11:7-17

7 Doch uit de spruit van haar wortelen zal er een opstaan in zijn staat, die zal met heirkracht komen, en hij zal komen tegen die sterke plaatsen des konings van het Noorden, en hij zal tegen dezelve doen, en hij zal ze bemachtigen.
8 Ook zal hij hun goden, met hun vorsten, met hun gewenste vaten van zilver en goud, in de gevangenis naar Egypte brengen; en hij zal enige jaren staande blijven boven den koning van het Noorden.
9 Alzo zal de koning van het Zuiden in het koninkrijk komen, en hij zal wederom in zijn land trekken.
10 Doch zijn zonen zullen zich in strijd mengen, en zij zullen een menigte van grote heiren verzamelen; en een van hen zal snellijk komen, en als een vloed overstromen en doortrekken; en hij zal wederom komen, en zich in den strijd mengen, tot aan zijn sterke plaats toe.
11 En de koning van het Zuiden zal verbitterd worden, en hij zal uittrekken, en strijden tegen hem, tegen den koning van het Noorden, die ook een grote menigte oprichten zal, doch die menigte zal in zijn hand gegeven worden.
12 Als die menigte zal weggenomen zijn, zal zijn hart zich verheffen, en hij zal er enige tien duizenden nedervellen; evenwel zal hij niet gesterkt worden.
13 Want de koning van het Noorden zal wederkeren, en hij zal een groter menigte dan de eerste was, oprichten; en aan het einde van de tijden der jaren, zal hij snellijk komen met een grote heirkracht, en met groot goed.
14 Ook zullen er in die tijden velen opstaan tegen den koning van het Zuiden; en de scheurmakers uws volks zullen verheven worden, om het gezicht te bevestigen, doch zij zullen vallen.
15 En de koning van het Noorden zal komen, en een wal opwerpen, en vaste steden innemen; en de armen van het Zuiden zullen niet bestaan, noch zijn uitgelezen volk, ja, er zal geen kracht zijn om te bestaan.
16 Maar hij, die tegen hem komt, zal doen naar zijn welgevallen, en niemand zal voor zijn aangezicht bestaan; hij zal ook staan in het land des sieraads, en de verderving zal in zijn hand wezen.
17 En hij zal zijn aangezicht stellen, om met de kracht zijns gansen rijks te komen, en hij zal billijke voorwaarden medebrengen, en hij zal het doen; want hij zal hem een dochter der vrouwen geven, om haar te verderven, maar zij zal niet vast staan, en zij zal voor hem niet zijn.

Daniël 11:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DANIEL 11

In this chapter the angel makes good his promise to Daniel, that he would show him what was written in the Scripture of truth, concerning the monarchies of the earth, and what would befall his people the Jews in the latter days; and after he had observed that he had strengthened and confirmed Darius the Mede, who was the first king of the then present flourishing monarchy, Da 11:1, he foretells the number of the kings of Persia, and particularly describes the fourth, Da 11:2 predicts the rise of the Grecian monarchy under Alexander the great, and the disposition of it after his death, Da 11:3,4 and then proceeds to give an account of the two principal kingdoms of that monarchy, into which it was divided, the Seleucidae and Lagidae; and of their kings, the king of Egypt, and the king of Syria, under the names of the king of the south, and the king of the north, and of their power and agreement, Da 11:5,6 and then of their various wars between themselves and others, and the success of them, Da 11:7-20, and particularly of Antiochus, his character and manner of coming to the kingdom, and of his wars with the king of Egypt, and the issue of them, Da 11:21-29 and of his persecution of the Jews, and the distress he should bring on them, and the use it should be of to the godly among them, Da 11:30-35, and then his antitype, antichrist, is described; the western antichrist, his character and actions, Da 11:36-39 then the eastern, his power, wealth and riches, hail and rain, Da 11:40-45.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.