Amos 3:1-11

1 Hoort dit woord, dat de HEERE tegen ulieden spreekt, gij kinderen van Israel! namelijk tegen het ganse geslacht, dat Ik uit Egypteland heb opgevoerd, zeggende:
2 Uit alle geslachten des aardbodems heb Ik ulieden alleen gekend; daarom zal Ik al uw ongerechtigheden over ulieden bezoeken.
3 Zullen twee te zamen wandelen, tenzij dat zij bijeengekomen zijn?
4 Zal een leeuw brullen in het woud, als hij geen roof heeft? Zal een jonge leeuw uit zijn hol zijn stem verheffen, tenzij dat hij wat gevangen hebbe?
5 Zal een vogel in den strik op de aarde vallen, als er geen strik voor hem is? Zal men den strik van den aardbodem opnemen, als men ganselijk niet heeft gevangen?
6 Zal de bazuin in de stad geblazen worden, dat het volk niet siddere? zal er een kwaad in de stad zijn, dat de HEERE niet doet?
7 Gewisselijk, de Heere HEERE zal geen ding doen, tenzij Hij Zijn verborgenheid aan Zijn knechten, de profeten, geopenbaard hebbe.
8 De leeuw heeft gebruld, wie zou niet vrezen? De Heere HEERE heeft gesproken, wie zou niet profeteren?
9 Doet het horen in de paleizen te Asdod, en in de paleizen in Egypteland, en zegt: Verzamelt u op de bergen van Samaria, en ziet de grote beroerten in het midden van haar, en de verdrukten binnen in haar.
10 Want zij weten niet te doen, dat recht is, spreekt de HEERE; die in hun paleizen schatten vergaderen door geweld en verstoring.
11 Daarom, zo zegt de Heere HEERE: De vijand! en dat rondom het land! die zal uw sterkte van u nederstorten, en uw paleizen zullen uitgeplunderd worden.

Amos 3:1-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO AMOS 3

In this chapter the prophet goes on with his prophecy against Israel, whom God had highly favoured, and yet sinned against him, and therefore must expect to be punished by him; and the rather, since he and they were not agreed; and therefore there could be no communion between them, Am 3:1-3; and by various similes are set forth the cause of divine judgments, the certain design of them, and their continuance, till the end is answered; which should be attended to, since every thing of this kind is of God, who giving his prophets notice of it, they are under an absolute necessity of declaring it; nor should they be blamed for it, Am 3:4-8; and even the Heathen nations are appealed unto as witnesses of the sins of Israel, that caused such a denunciation of wrath; their tumults, oppression, injustice, violence, and robbery, Am 3:9,10; wherefore an adversary is threatened to be sent among them, that should utterly destroy them, so that few should escape, Am 3:11,12; particularly their idolatry and luxury seem to have been reigning sins, which had a great hand in bringing on their rum, and for which the Lord would punish them, Am 3:13-15.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.