Deuteronomium 7:1-9

1 Wanneer u de HEERE, uw God, zal gebracht hebben in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; en Hij vele volken voor uw aangezicht zal hebben uitgeworpen, de Hethieten, en de Girgasieten, en de Amorieten, en de Kanaanieten, en de Ferezieten, en de Hevieten, en de Jebusieten, zeven volken, die meerder en machtiger zijn dan gij;
2 En de HEERE, uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij ze slaat; zo zult gij hen ganselijk verbannen; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn.
3 Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen; gij zult uw dochters niet geven aan hun zonen, en hun dochters niet nemen voor uw zonen.
4 Want zij zouden uw zonen van Mij doen afwijken, dat zij andere goden zouden dienen; en de toorn des HEEREN zou tegen ulieden ontsteken, en u haast verdelgen.
5 Maar alzo zult gij hun doen: hun altaren zult gij afwerpen, en hun opgerichte beelden verbreken, en hun bossen zult gij afhouwen, en hun gesnedene beelden met vuur verbranden.
6 Want gij zijt een heilig volk den HEERE, uw God; u heeft de HEERE, uw God, verkoren, dat gij Hem tot een volk des eigendoms zoudt zijn uit alle volken, die op den aardbodem zijn.
7 De HEERE heeft geen lust tot u gehad, noch u verkoren, om uw veelheid boven alle andere volken; want gij waart het weinigste van alle volken.
8 Maar omdat de HEERE ulieden liefhad, en opdat Hij hield den eed, dien Hij uw vaderen gezworen had, heeft u de HEERE met een sterke hand uitgevoerd, en heeft u verlost uit het diensthuis, uit de hand van Farao, koning van Egypte.
9 Gij zult dan weten, dat de HEERE, uw God, die God is, die getrouwe God, welke het verbond en de weldadigheid houdt dien, die Hem liefhebben, en Zijn geboden houden tot in duizend geslachten.

Deuteronomium 7:1-9 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO DEUTERONOMY 7

In this chapter the Israelites are exhorted to destroy the seven nations of the land of Canaan, when they entered into it, and to make no alliances with them of any kind, nor suffer any remains of idolatry to continue, De 7:1-5 to observe which, and other commands of God, they are urged from the consideration of their being freely chosen of God above all other people, and of their being redeemed out of the house of bondage, and of the Lord's being a covenant keeping God to them, De 7:6-11 and it is promised them, for their further encouragement to keep the commands of God, that they should have an increase of all temporal good things, and no evils and calamities should come upon them, De 6:12-16, and, lest they should be disheartened at the numbers and might of their enemies, they are put in mind of what God had done for them in Egypt, and of what he had promised to do for them now, De 7:17-20 and they are assured that the nations should be cast out before them by little and little, until they were utterly destroyed, De 7:21-24 and the chapter is concluded with an exhortation to destroy their images, and not admit anything of that sort to be brought into their houses, De 7:25,26.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.