Exodus 15:20-27

20 En Mirjam, de profetes, Aarons zuster, nam een trommel in haar hand; en al de vrouwen gingen uit, haar na, met trommelen en met reien.
21 Toen antwoordde Mirjam hunlieden: Zingt den HEERE; want Hij is hogelijk verheven! Hij heeft het paard met zijn ruiter in de zee gestort!
22 Hierna deed Mozes de Israelieten voortreizen van de Schelfzee af; en zij trokken uit tot in de woestijn Sur, en zij gingen drie dagen in de woestijn, en vonden geen water.
23 Toen kwamen zij te Mara; doch zij konden het water van Mara niet drinken, want het was bitter; daarom werd derzelver naam genoemd Mara.
24 Toen murmureerde het volk tegen Mozes, zeggende: Wat zullen wij drinken?
25 Hij dan riep tot den HEERE; en de HEERE wees hem een hout, dat wierp hij in dat water; toen werd het water zoet. Aldaar stelde Hij het volk een inzetting en recht, en aldaar verzocht Hij hetzelve,
26 En zeide: Is het, dat gij met ernst naar de stem des HEEREN uws Gods horen zult, en doen, wat recht is in Zijn ogen, en uw oren neigt tot Zijn geboden, en houdt al Zijn inzettingen; zo zal Ik geen van de krankheden op u leggen, die Ik op Egypteland gelegd heb; want Ik ben de HEERE, uw Heelmeester!
27 Toen kwamen zij te Elim, en daar waren twaalf waterfonteinen, en zeventig palmbomen; en zij legerden zich aldaar aan de wateren.

Exodus 15:20-27 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EXODUS 15

This chapter contains the song of Moses, and of the children of Israel, on the banks of the Red sea; in which they celebrate their passage through it, the destruction of Pharaoh and his host in it, and the glory of the divine perfections displayed therein, interspersed with prophetic hints of things future, Ex 15:1-19 which same song was sung by the women, with Miriam at the head of them, attended with timbrels and dances, Ex 15:20,21, an account is given of the march of the children of Israel from the Red sea to the wilderness of Shur, and of the bitter waters found at Marah, which occasioned a murmuring, and of their being made sweet by casting a tree into them, Ex 15:22-25 when they were told by the Lord, that if they would yield obedience to his commandments, they should be free from the diseases the Egyptians had been afflicted with, Ex 15:26, and the chapter is concluded with their coming to Elim, where they found twelve wells of water, and seventy palm trees, and there encamped, Ex 15:27.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.