Ezechiël 45:4-14

4 Dat zal een heilige plaats zijn van het land; zij zal zijn voor de priesteren, die het heiligdom bedienen, die naderen om den HEERE te dienen; en het zal hun een plaats zijn tot huizen, en een heilige plaats voor het heiligdom.
5 Voorts zullen de Levieten, die dienaars des huizes, ook de lengte hebben van vijf en twintig duizend, en de breedte van tien duizend, hunlieden tot een bezitting, voor twintig kameren.
6 En tot bezitting van de stad zult gij geven de breedte van vijf duizend en de lengte van vijf en twintig duizend, tegenover het heilig hefoffer; voor het ganse huis Israels zal het zijn.
7 De vorst nu zal zijn deel hebben van deze en van gene zijde des heiligen hefoffers en der bezitting der stad, voor aan het heilig hefoffer, en voor aan de bezitting der stad; van den westerhoek westwaarts, en van den oosterhoek oostwaarts; en de lengte zal zijn tegenover een der delen, van de westergrens tot de oostergrens toe.
8 Dit land aangaande, het zal hem tot een bezitting zijn in Israel; en Mijn vorsten zullen Mijn volk niet meer verdrukken, maar den huize Israels het land laten, naar hun stammen.
9 Alzo zegt de Heere HEERE: Het is te veel voor u, gij vorsten Israels! doet geweld en verstoring weg, en doet recht en gerechtigheid; neemt uw uitstortingen op van Mijn volk, spreekt de Heere HEERE.
10 Een rechte waag, en een rechte efa, en een rechte bath zult gijlieden hebben.
11 Een efa en een bath zullen van enerlei mate zijn, dat een bath het tiende deel van een homer houde; ook een efa het tiende deel van een homer; de mate daarvan zal zijn naar den homer.
12 En de sikkel zal zijn van twintig gera; twintig sikkelen, vijf en twintig sikkelen, en vijftien sikkelen, zal ulieden een pond zijn.
13 Dit is het hefoffer, dat gijlieden offeren zult: het zesde deel van een efa van een homer tarwe; ook zult gij het zesde deel van een efa geven van een homer gerst.
14 Aangaande de inzetting van olie, van een bath olie; gij zult offeren het tiende deel van een bath uit een kor, hetwelk is een homer van tien bath, want tien bath zijn een homer.

Ezechiël 45:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZEKIEL 45

This chapter treats of the division of the land in future time, and the persons and uses for which it is to be made; one part being for the sanctuary, and the priests that serve in it, and for their houses for them to dwell in, Eze 45:1-4, another for the Levites and their chambers, Eze 45:5, and another for the city, for the Israelites in common, Eze 45:6, and the last for the prince; and of the situation and extent of it, Eze 45:7,8 and of the righteous administration of civil government in the time of the spiritual reign of Christ, in abstinence from violence and exactions, and doing justice, for which orders and directions are given, Eze 45:9-12, then of the oblations of the people of the land, Eze 45:13-16, and next of those that are to be prepared by the prince, Eze 45:17, and the times of the offering of them, at the beginning of the year, on the feasts of the passover and tabernacles, Eze 45:18-25, the rules for which are so different from the Mosaic law, as show the abrogation of that; and that all this is to be understood in a spiritual and evangelic sense.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.