Ezra 2:32-42

32 De kinderen van Harim, driehonderd en twintig.
33 De kinderen van Lod, Hadid en Ono, zevenhonderd vijf en twintig.
34 De kinderen van Jericho, driehonderd vijf en veertig.
35 De kinderen van Senaa, drie duizend zeshonderd en dertig.
36 De priesters. De kinderen van Jedaja, van het huis van Jesua, negenhonderd drie en zeventig.
37 De kinderen van Immer, duizend twee en vijftig.
38 De kinderen van Pashur, duizend tweehonderd zeven en veertig.
39 De kinderen van Harim, duizend en zeventien.
40 De Levieten. De kinderen van Jesua en Kadmiel, van de kinderen van Hodavja, vier en zeventig.
41 De zangers. De kinderen van Asaf honderd acht en twintig.
42 De kinderen der poortiers. De kinderen van Sallum, de kinderen van Ater, de kinderen van Talmon, de kinderen van Akkub, de kinderen van Hatita, de kinderen van Sobai; deze allen waren honderd negen en dertig.

Ezra 2:32-42 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZRA 2

This chapter contains a list of those that went up from Babylon to Jerusalem, of their leaders, their chief men, princes and priests, Ezr 2:1,2 of the people, described by their families, towns, and cities, and number of persons, Ezr 2:3-35, of the priests, Levites, and Nethinims, Ezr 2:36-58, and of those that could not make out their genealogy, people and priests, Ezr 2:59-63, and then the sum total of the whole congregation is given, Ezr 2:64, besides men and maidservants, singing men and women, and cattle of divers sorts, Ezr 2:65-67, and the chapter is closed with an account of the freewill offerings of the principal men towards the building of the temple, and of the settlement of the people in their respective cities, Ezr 2:68-70.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.