Ezra 7:4-14

4 Den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki,
5 Den zoon van Abisua, den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van Aaron, den hoofdpriester.
6 Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de HEERE, de God Israels, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des HEEREN, zijns Gods, over hem, al zijn verzoek.
7 Ook sommigen van de kinderen Israels, en van de priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers, en de Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning Arthahsasta.
8 En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was het zevende jaar dezes konings.
9 Want op den eersten der eerste maand was het begin des optochts uit Babel, en op den eersten der vijfde maand kwam hij te Jeruzalem, naar de goede hand zijns Gods over hem.
10 Want Ezra had zijn hart gericht, om de wet des HEEREN te zoeken en te doen, en om in Israel te leren de inzettingen en de rechten.
11 Dit is nu het afschrift des briefs, dien de koning Arthahsasta gaf aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde; den schriftgeleerde van de woorden der geboden des HEEREN, en Zijn inzettingen over Israel:
12 Arthahsasta koning der koningen, aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde der wet van den God des hemels, volkomen vrede en op zulken tijd.
13 Van mij wordt bevel gegeven, dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israel, en van deszelfs priesteren en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga.
14 Dewijl gij van voor den koning en zijn zeven raadsheren gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judea, en te Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw hand is;

Ezra 7:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO EZRA 7

In this chapter we have the lineage and character of Ezra described, Ezr 7:1-6, his expedition to Jerusalem, and of many others with him, Ezr 7:7-10, a copy of the commission King Artaxerxes gave him to execute, Ezr 7:11-26, and his thankfulness, Ezr 7:27,28.

and the dedication of it, and keeping the passover:

\\in the reign of Artaxerxes king of Persia\\; in the seventh year of his reign, Ezr 7:7,8, who is the same with Darius in the preceding chapter; so Jarchi and Aben Ezra; \\See Gill on "Ezr 6:14"\\.

\\Ezra the son of Seraiah\\; the high priest slain by Nebuchadnezzar Jer 52:24,27, this Ezra was a younger son of his, brother to Josedech, and uncle to Joshua, who were high priests in succession; his pedigree is carried in the ascending line up to Aaron, in this and the four following verses; only six generations, for brevity sake, are omitted, between Azariah and Meraioth, which may be supplied from 1Ch 6:7-10, \\See Gill on "1Ch 6:3\\. 20133-950205-1547-Ezr7.2

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.