Genesis 15:15-21

15 En gij zult tot uw vaderen gaan met vrede; gij zult in goeden ouderdom begraven worden.
16 En het vierde geslacht zal herwaarts wederkeren; want de ongerechtigheid der Amorieten is tot nog toe niet volkomen.
17 En het geschiedde, dat de zon onderging en het duister werd, en ziet, daar was een rokende oven en vurige fakkel, die tussen die stukken doorging.
18 Ten zelfden dage maakte de HEERE een verbond met Abram, zeggende: Aan uw zaad heb Ik dit land gegeven, van de rivier van Egypte af, tot aan die grote rivier, de rivier Frath:
19 Den Keniet, en den Keniziet, en den Kadmoniet,
20 En den Hethiet, en den Fereziet, en de Refaieten,
21 En den Amoriet, en den Kanaaniet, en den Girgaziet, en den Jebusiet.

Genesis 15:15-21 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 15

This chapter informs us of a gracious appearance of God to Abram, and of a kind promise made unto him, Ge 15:1; of Abram's request for an heir, Ge 15:2,3; of an answer to it, that he should have one, and even a numberless seed, Ge 15:4,5; which he gave credit to, Ge 15:6; upon which he has a fresh promise of the land of Canaan, Ge 15:7; of his inheriting of which he desires a sign, and this was given him, Ge 15:8-12; and at the same time it was predicted to him how long his posterity should be afflicted in a land not theirs, and afterwards come out with great substance, Ge 15:13-16; and the grant of the land of Canaan to his seed is renewed, Ge 15:17-21.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.