Genesis 3:1-7

1 De slang nu was listiger dan al het gedierte des velds, hetwelk de HEERE God gemaakt had; en zij zeide tot de vrouw: Is het ook, dat God gezegd heeft: Gijlieden zult niet eten van allen boom dezes hofs?
2 En de vrouw zeide tot de slang: Van de vrucht der bomen dezes hofs zullen wij eten;
3 Maar van de vrucht des booms, die in het midden des hofs is, heeft God gezegd: Gij zult van die niet eten, noch die aanroeren, opdat gij niet sterft.
4 Toen zeide de slang tot de vrouw: Gijlieden zult den dood niet sterven;
5 Maar God weet, dat, ten dage als gij daarvan eet, zo zullen uw ogen geopend worden, en gij zult als God wezen, kennende het goed en het kwaad.
6 En de vrouw zag, dat die boom goed was tot spijze, en dat hij een lust was voor de ogen, ja, een boom, die begeerlijk was om verstandig te maken; en zij nam van zijn vrucht en at; en zij gaf ook haar man met haar, en hij at.
7 Toen werden hun beider ogen geopend, en zij werden gewaar, dat zij naakt waren; en zij hechtten vijgeboombladeren samen, en maakten zich schorten.

Genesis 3:1-7 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 3

In this chapter an account is given of the temptation of our first parents, of the instrument of it, and of their fall into it, and of the effect of it, Ge 3:1-7 their summons upon it to appear before God, against whom they had sinned, Ge 3:8-10 their examination by him, and the excuses they made, Ge 3:11-13 the various sentences passed of the serpent, the woman, and the man, Ge 3:14-19 some incidental things recorded, expressive of faith and hope in man, and of favour to him, Ge 3:20,21 and his expulsion from the garden of Eden, Ge 3:22-24.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.