Genesis 46:14-24

14 En de zonen van Zebulon: Sered, en Elon, en Jahleel.
15 Dit zijn de zonen van Lea, die zij Jakob gebaard heeft in Paddan-Aram, met Dina zijn dochter; al de zielen zijner zonen en zijner dochteren waren drie en dertig.
16 En de zonen van Gad: Zifjon en Haggi, Schuni en Ezbon, Eri en Arodi, en Areli.
17 En de zonen van Aser: Jimna, en Jisva, en Jisvi, en Berija, en Sera, hun zuster; en de zonen van Berija: Heber en Malchiel.
18 Dit zijn de zonen van Zilpa, die Laban aan zijn dochter Lea gegeven had; en zij baarde Jakob deze zestien zielen.
19 De zonen van Rachel, Jakobs huisvrouw: Jozef en Benjamin.
20 En Jozef werden geboren in Egypteland, Manasse en Efraim, die hem Asnath, de dochter van Potifera, den overste te On, baarde.
21 En de zonen van Benjamin: Bela, Becher en Asbel, Gera en Naaman, Echi en Ros, Muppim en Huppim, en Ard.
22 Dit zijn de zonen van Rachel, die Jakob geboren zijn, al te zamen veertien zielen.
23 En de zonen van Dan: Chusim.
24 En de zonen van Nafthali: Jahzeel, en Guni, en Jezer, en Sillem.

Genesis 46:14-24 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 46

In this chapter we are told, that Jacob with all his family and substance took a journey to Egypt to see his son Joseph, as he determined, in which he was encouraged to proceed by a vision from God, Ge 46:1-7; and an account is given of all his sons, his sons' sons and daughters that went thither with him, Ge 46:8-27; when he came near to Egypt he sent Judah before him to Joseph, to acquaint him of his coming, who met him at Goshen, where there was a most affectionate interview between them, Ge 46:28-30; and when he gave directions and instructions what answers to give to Pharaoh's questions, when they should appear before him, to whom he proposed to go and inform him of their being come into Egypt, Ge 46:31-34.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.