Genesis 47:22-31

22 Alleen het land der priesteren kocht hij niet, want de priesters hadden een bescheiden deel van Farao, en zij aten hun bescheiden deel, hetwelk hun Farao gegeven had; daarom verkochten zij hun land niet.
23 Toen zeide Jozef tot het volk: Ziet, ik heb heden u en uw land gekocht voor Farao; ziet, daar is zaad voor u, opdat gij het land bezaait.
24 Doch met de inkomsten zal het geschieden, dat gij aan Farao het vijfde deel zult geven, en de vier delen zullen voor u zijn, tot zaad des velds, en tot uw spijze en van degenen, die in uw huizen zijn, en om te eten voor uw kinderkens.
25 En zij zeiden: Gij hebt ons leven behouden; laat ons genade vinden in de ogen mijns heren, en wij zullen Farao's knechten zijn.
26 Jozef dan stelde ditzelve in tot een wet, tot dezen dag, over het land van Egypte, dat Farao het vijfde deel zou hebben; behalve dat alleen het land der priesteren van Farao niet werd.
27 Zo woonde Israel in het land van Egypte, in het land Gosen; en zij stelden zich tot bezitters daarin, en zij werden vruchtbaar en vermeerderden zeer.
28 En Jakob leefde in het land van Egypte zeventien jaar; zodat de dagen van Jakob, de jaren zijns levens, geweest zijn honderd zeven en veertig jaren.
29 Als nu de dagen van Israel naderden, dat hij sterven zou, zo riep hij zijn zoon Jozef, en zeide tot hem: Indien ik nu genade gevonden heb in uw ogen, zo leg toch uw hand onder mijn heup, en doe weldadigheid en trouw aan mij, en begraaf mij toch niet in Egypte;
30 Maar dat ik bij mijn vaderen ligge; hierom zult gij mij uit Egypte voeren, en mij in hun graf begraven. En hij zeide: Ik zal doen naar uw woord!
31 En hij zeide: Zweer mij! en hij zwoer hem. En Israel boog zich ten hoofde van het bed.

Genesis 47:22-31 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO GENESIS 47

This chapter gives an account of the presentation of five of Joseph's brethren, and then of his father, to Pharaoh, and of what passed between them, Ge 47:1-10; of Joseph's settlement of them, according to the direction of Pharaoh, in the land of Rameses in Goshen, and of his provision for them there, Ge 47:11,12; of his getting into his hands, for Pharaoh, the money, cattle, and lands, of the Egyptians, excepting the lands belonging to the priests, for corn he had supplied them with, Ge 47:13-22; of his giving them seed to sow with, on condition of Pharaoh's having a fifth part of the produce, Ge 47:23-26, of the increase of Jacob's substance in Egypt, and that of his children; of the time of his living there, and his approaching death, when he called Joseph to him, and obliged him by an oath to bury him in the burying place of his fathers, Ge 47:27-31.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.