Jesaja 17:4-14

4 En het zal geschieden te dien dage, dat de heerlijkheid van Jakob verdund zal worden, en dat de vettigheid van zijn vlees mager worden zal.
5 Want hij zal zijn, gelijk wanneer een maaier het staande koren verzamelt, en zijn arm aren afmaait; ja, hij zal zijn, gelijk wanneer iemand aren leest in het dal Refraim.
6 Doch een nalezing zal daarin overig blijven, gelijk in de afschudding eens olijfbooms, twee of drie bezien in den top der opperste twijg, en vier of vijf aan zijn vruchtbare takken, spreekt de HEERE, de God Israels.
7 Te dien dage zal de mens zien naar Dien, Die hem gemaakt heeft, en zijn ogen zullen op den Heilige Israels zien.
8 En hij zal niet aanschouwen de altaren, het werk zijner handen, ook hetgeen zijn vingeren gemaakt hebben, zal hij niet aanzien, noch de bossen, noch de zonnebeelden.
9 Te dien dage zullen zijn sterke steden zijn, als een verlaten struik, en opperste tak, welke zij verlaten hebben, om der kinderen Israels wil, hoewel daar verwoesting zal wezen.
10 Want gij hebt den God uws heils vergeten, en niet gedacht aan den Rotssteen uwer sterkte; daarom zult gij wel liefelijke planten planten, en gij zult hem met uitlandse ranken bezetten;
11 Ten dage, als gij ze zult geplant hebben, zult gij die doen wassen, en in den morgenstond zult gij uw zaad doen bloeien; doch het zal maar een hoop van het gemaaide zijn, in den dag der krankheid en der pijnlijke smart.
12 Wee der veelheid der grote volken, die daar bruisen, gelijk de zeeen bruisen; en wee het geruis der natien, die daar ruisen, gelijk de geweldige wateren ruisen!
13 De natien zullen wel ruisen, gelijk grote wateren ruisen; doch Hij zal hem schelden, zo zal hij verre wegvlieden, ja, hij zal gejaagd worden, als het kaf der bergen van den wind, en gelijk een kloot van den wervelwind.
14 Ten tijde des avonds, ziet, zo is er verschrikking, eer het morgen is, is hij er niet meer. Dit is het deel dergenen, die ons beroven, en het lot dergenen, die ons plunderen.

Jesaja 17:4-14 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 17

This chapter contains a prophecy of the ruin of Syria and Israel, the ten tribes; who were in alliance; and also of the overthrow of the Assyrian army, that should come against Judah. The destruction of Damascus, the metropolis of Syria, and of other cities, is threatened, Isa 17:1,2 yea, of the whole kingdom of Syria, together with Ephraim or the ten tribes, and Samaria the head of them, Isa 17:3 whose destruction is expressed by various similes, as by thinness and leanness, and by the reaping and gathering of corn, Isa 17:4,5 and yet a remnant should be preserved, compared to gleaning gapes, and a few berries on an olive tree, who should look to the Lord, and not to idols, Isa 17:6-8 and the reason of the desolation of their cities, and of their fields and vineyards, was their forgetfulness of the Lord, Isa 17:9-11 and the chapter is closed with a prophecy of the defeat of the Assyrian army, who are compared for their multitude and noise to the seas, and to mighty waters, and the noise and rushing of them, Isa 17:12 and yet should be, at the rebuke of God, as chaff, or any small light thing, before a blustering wind, Isa 17:13 and who, in the evening, would be a trouble to the Jews, and be dead before morning; which was to be the portion of the spoilers and plunderers of the Lord's people, Isa 17:14.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.