Jesaja 47:1-10

1 Daal af, en zit in het stof, gij jonkvrouw, dochter van Babel! zit op de aarde, er is geen troon meer, gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genaamd worden de tedere, noch de wellustige.
2 Neem de molen, en maal meel; ontdek uw vlechten, ontbloot de enkelen, ontdek de schenkelen, ga door de rivieren.
3 Uw schaamte zal ontdekt worden, ook zal uw schande gezien worden; Ik zal wraak nemen, en Ik zal op u niet aanvallen als een mens.
4 Onzes Verlossers Naam is HEERE der heirscharen, de Heilige Israels.
5 Zit stilzwijgende, en ga in de duisternis, gij dochter der Chaldeen! want gij zult niet meer genoemd worden koningin der koninkrijken.
6 Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, zelfs over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar.
7 En gij zeidet: Ik zal koningin zijn in eeuwigheid; tot nog toe hebt gij deze dingen niet in uw hart genomen, gij hebt aan het einde daarvan niet gedacht.
8 Nu dan, hoor dit, gij weelderige! die zo zeker woont, die in haar hart zegt: Ik ben het, en niemand meer dan ik: ik zal geen weduwe zitten, noch de beroving van kinderen kennen.
9 Doch deze beide dingen zullen u in een ogenblik overkomen, op een dag, de beroving van kinderen en weduwschap; volkomenlijk zullen zij u overkomen, vanwege de veelheid uwer toverijen, vanwege de menigte uwer bezweringen.
10 Want gij hebt op uw boosheid vertrouwd; gij hebt gezegd: Niemand ziet mij; uw wijsheid en uw wetenschap heeft u afkerig gemaakt; en gij hebt in uw hart gezegd: Ik ben het, en niemand meer dan ik.

Images for Jesaja 47:1-10

Jesaja 47:1-10 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO ISAIAH 47

This chapter is a prophecy of the destruction of Babylon, and of the Chaldeans, and declares the causes of it. The mean, low, ignominious, and miserable condition Babylon and the Chaldeans should be brought into by the Lord, the Redeemer of his people, is described, Isa 47:1-5, the causes of it are their cruelty to the Jews, Isa 47:6, their pride, voluptuousness, and carnal security, Isa 47:7,8 their sorceries and enchantments, and trust in their own wisdom, Isa 47:9,10, wherefore their destruction should come suddenly upon them, and they should not be able to put it off, Isa 47:11, their magic art, and judiciary astrology, which they boasted of, by them they could neither foresee nor withstand their ruin, which would be of no avail unto them, Isa 47:12-14, nor their merchants either, Isa 47:15.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.