Jona 4:6-11

6 En God, de HEERE, beschikte een wonderboom, en deed hem opschieten boven Jona, opdat er schaduw mocht zijn over zijn hoofd, om hem te redden van zijn verdriet. En Jona verblijdde zich over den wonderboom met grote blijdschap.
7 Maar God beschikte een worm des anderen daags in het opgaan van den dageraad; die stak den wonderboom, dat hij verdorde.
8 En het geschiedde, als de zon oprees, dat God een stillen oostenwind beschikte; en de zon stak op het hoofd van Jona, dat hij amechtig werd; en hij wenste zijner ziel te mogen sterven, en zeide: Het is mij beter te sterven dan te leven.
9 Toen zeide God tot Jona: Is uw toorn billijk ontstoken over den wonderboom? En hij zeide: Billijk is mijn toorn ontstoken ter dood toe.
10 En de HEERE zeide: Gij verschoont den wonderboom, aan welken gij niet hebt gearbeid, noch dien groot gemaakt; die in een nacht werd, en in een nacht verging;
11 En Ik zou die grote stad Nineve niet verschonen? waarin veel meer dan honderd en twintig duizend mensen zijn, die geen onderscheid weten tussen hun rechterhand, en hun linkerhand; daartoe veel vee?

Jona 4:6-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JONAH 4

This chapter gives us an account of Jonah's displeasure at the repentance of the Ninevites, and at the Lord's showing mercy unto them, Jon 4:1; the angry prayer of Jonah upon it, Jon 4:2,3; the Lord's gentle reproof of him for it, Jon 4:4; his conduct upon that, Jon 4:5; the gourd prepared for him; its rise, usefulness, and destruction, which raised different passions in Jonah, Jon 4:6-8; the improvement the Lord made of this to rebuke Jonah, for his displicency at the mercy he showed to the Ninevites, and to convict him of his folly, Jon 4:9-11.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.