Jozua 21:1-8

1 Toen naderden de hoofden der vaderen van de Levieten tot Eleazar, den priester, en tot Jozua, den zoon van Nun, en tot de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen Israels;
2 En zij spraken tot hen, te Silo, in het land Kanaan, zeggende: De HEERE heeft geboden door den dienst van Mozes, dat men ons steden te bewonen geven zou, en haar voorsteden voor onze beesten.
3 Daarom gaven de kinderen Israels aan de Levieten van hun erfdeel, naar den mond des HEEREN, deze steden en de voorsteden derzelve.
4 Toen ging het lot uit voor de huisgezinnen der Kahathieten; en voor de kinderen van Aaron, den priester, uit de Levieten, waren van den stam van Juda, en van den stam van Simeon, en van den stam van Benjamin, door het lot, dertien steden.
5 En aan de overgebleven kinderen van Kahath vielen, bij het lot, van de huisgezinnen van den stam van Efraim, en van den stam van Dan, en van den halven stam van Manasse, tien steden.
6 En aan den kinderen van Gerson, van de huisgezinnen van den stam van Issaschar, en van den stam van Aser, en van den stam van Nafthali, en van den halven stam van Manasse, in Bazan, bij het lot, dertien steden.
7 Aan de kinderen van Merari, naar hun huisgezinnen, van den stam van Ruben, en van den stam van Gad, en van den stam van Zebulon, twaalf steden.
8 Alzo gaven de kinderen Israels aan de Levieten deze steden en haar voorsteden, bij het lot, gelijk de HEERE geboden had door den dienst van Mozes.

Jozua 21:1-8 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO JOSHUA 21

This chapter contains the address of the Levites to the court, to have the cities and suburbs given them according to the command of God by Moses, Jos 21:1,2; the grant of them by lot out of the several tribes, Jos 21:3-8; the particular cities out of the tribes of Judah and Simeon are mentioned by name, Jos 21:9-16; then those out of the tribe of Benjamin, Jos 21:17-19; next those out of the tribe of Ephraim, Jos 21:20-22; afterwards those out of the tribe of Dan, Jos 21:23-26; then those out of the half tribe of Manasseh, Jos 21:27; and out of the tribe of Issachar, Jos 21:28,29; and out of the tribe of Asher, Jos 21:30,31; and of Naphtali, Jos 21:32,33; and of Zebulun, Jos 21:34,35; and of Reuben, Jos 21:36,37; and of Gad, Jos 21:38-40; which in all made forty eight, Jos 21:41,42; and the chapter is concluded with observing, that God gave Israel all the land of Canaan, and rest in it, according to his promise, very faithfully and punctually, Jos 21:43-45.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.