Leviticus 11:42-47

42 Al wat op zijn buik gaat, en al wat gaat op zijn vier voeten, of al wat vele voeten heeft, onder alle kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt, die zult gij niet eten, want zij zijn een verfoeisel.
43 Maakt uw zielen niet verfoeilijk aan enig kruipend gedierte, dat kruipt; en verontreinigt u niet daaraan, dat gij daaraan verontreinigd zoudt worden.
44 Want Ik ben de HEERE, uw God; daarom zult gij u heiligen, en heilig zijn, dewijl Ik heilig ben; en gij zult uw ziel niet verontreinigen aan enig kruipend gedierte, dat zich op de aarde roert.
45 Want Ik ben de HEERE, Die u uit Egypteland doe optrekken, opdat Ik u tot een God zij, en opdat gij heilig zijt, dewijl Ik heilig ben.
46 Dit is de wet van de beesten, en van het gevogelte, en van alle levende ziel, die zich roert in de wateren, en van alle ziel, die kruipt op de aarde;
47 Om te onderscheiden tussen het onreine en tussen het reine, en tussen het gedierte, dat men eten, en tussen het gedierte, dat men niet eten zal.

Leviticus 11:42-47 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 11

This chapter treats of creatures clean and unclean, as fit or not fit to be eaten; and first of beasts, whose signs are given, Le 11:1-8 then of fishes, which are likewise described, Le 11:9-12 after that of fowls, and those that are not to be eaten are particularly named, Le 11:13-19 next of creeping things, which are distinguished into two sorts, as flying creeping things, of which those that are unclean, their carcasses are not even to be touched, as neither the carcasses of unclean beasts, Le 11:20-28 and creeping things on the earth, which defile by touching, as well as eating, and make everything unclean, upon which, being dead, they fall, Le 11:29-43 and these laws are enforced from the holiness and goodness of God, Le 11:44,45 and the chapter is concluded with a recapitulation of them, Le 11:46,47.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.