Leviticus 19:12-22

12 Gij zult niet valselijk bij Mijn Naam zweren; want gij zoudt den Naam uws Gods ontheiligen; Ik ben de HEERE.
13 Gij zult uw naaste niet bedriegelijk verdrukken, noch beroven; des dagloners arbeidsloon zal bij u niet vernachten tot aan den morgen.
14 Gij zult den dove niet vloeken, en voor het aangezicht des blinden geen aanstoot zetten; maar gij zult voor uw God vrezen; Ik ben de HEERE!
15 Gij zult geen onrecht doen in het gericht; gij zult het aangezicht des geringen niet aannemen, noch het aangezicht des groten voortrekken; in gerechtigheid zult gij uw naaste richten.
16 Gij zult niet wandelen als een achterklapper onder uw volken; gij zult niet staan tegen het bloed van uw naaste; Ik ben de HEERE!
17 Gij zult uw broeder in uw hart niet haten; gij zult uw naaste naarstiglijk berispen, en zult de zonde in hem niet verdragen.
18 Gij zult niet wreken, noch toorn behouden tegen de kinderen uws volks; maar gij zult uw naaste liefhebben als uzelven; Ik ben de HEERE!
19 Gij zult Mijn inzettingen houden; gij zult geen tweeerlei aard uwer beesten laten samen te doen hebben; uwen akker zult gij niet met tweeerlei zaad bezaaien, en een kleed van tweeerlei stof, dooreen vermengd, zal aan u niet komen.
20 En wanneer een man, door bijligging des zaads, bij een vrouw zal gelegen hebben, die een dienstmaagd is, bij den man versmaad, en geenszins gelost is, en haar geen vrijheid is gegeven; die zullen gegeseld worden; zij zullen niet gedood worden; want zij was niet vrij gemaakt.
21 En hij zal zijn schuldoffer den HEERE aan de deur van de tent der samenkomst brengen, een ram ten schuldoffer.
22 En de priester zal met den ram des schuldoffers, voor hem over zijn zonde, die hij gezondigd heeft, voor het aangezicht des HEEREN verzoening doen; en hem zal vergeving geschieden van zijn zonde, die hij gezondigd heeft.

Leviticus 19:12-22 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 19

This chapter contains various laws, ceremonial and moral, tending to the sanctification of men, in imitation of the holy God, Le 19:1,2; as concerning the reverence of parents, and observing the sabbaths, Le 19:3; against idolatry, Le 19:4; about offering and eating of peace offerings, Le 19:5-8; concerning harvest and gleaning of fields and vineyards, Le 19:9,10; respecting the breach of several of the commandments of the law, as the eighth, ninth, and third, particularly, Le 19:11-13; and others relating to the ill usage of the deaf and blind, and having respect to persons rich or poor in judgment, and acting the part of a tale bearer among people, Le 19:14-16; and bearing hatred and ill will to any of their neighbours, Le 19:17,18; and others forbidding mixtures in the generation of cattle, sowing fields, and wearing apparel, Le 19:19; and concerning the punishment of a man that lay with a bondmaid, and the offering he should bring for his atonement, Le 19:20-22; then follow certain laws concerning fruit trees, when the fruit of them should be eaten, Le 19:23-25; and concerning eating with blood, using enchantments, and observing times, and managing the hair of the head and beard, and avoiding to make any marks, prints, and cuttings in the flesh for the dead, Le 19:26-28; a caution not to prostitute a daughter to whoredom, and to observe the sabbath, and reverence the sanctuary of God, and pay no regard to wizards and familiar spirits, Le 19:29-31; to show reverence to ancient persons, and not to vex and distress strangers, Le 19:32-34; and to do no injustice in weight and measure, Le 19:35,36; all which instructions are to be carefully observed, and put in execution, Le 19:37.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.