Leviticus 20:3-13

3 En Ik zal Mijn aangezicht tegen dien man zetten, en zal hem uit het midden zijns volks uitroeien; want hij heeft van zijn zaad den Molech gegeven, opdat hij Mijn heiligdom ontreinigen, en Mijn heiligen Naam ontheiligen zou.
4 En indien het volk des lands hun ogen enigzins verbergen zal van dien man, als hij van zijn zaad den Molech zal gegeven hebben, dat het hem niet dode;
5 Zo zal Ik Mijn aangezicht tegen dien man en tegen zijn huisgezin zetten, en Ik zal hem, en al degenen, die hem nahoereren, om den Molech na te hoereren, uit het midden huns volks uitroeien.
6 Wanneer er een ziel is, die zich tot de waarzeggers en tot de duivelskunstenaars zal gekeerd hebben, om die na te hoereren, zo zal Ik Mijn aangezicht tegen die ziel zetten, en zal ze uit het midden haars volks uitroeien.
7 Daarom heiligt u, en weest heilig; want Ik ben de HEERE, uw God!
8 En onderhoudt Mijn inzettingen, en doet dezelve; Ik ben de HEERE, Die u heilige.
9 Als er iemand is, die zijn vader of zijn moeder zal gevloekt hebben, die zal zekerlijk gedood worden; hij heeft zijn vader of zijn moeder gevloekt; zijn bloed is op hem!
10 Een man ook, die met iemands huisvrouw overspel zal gedaan hebben, dewijl hij met zijns naasten vrouw overspel gedaan heeft, zal zekerlijk gedood worden, de overspeler en de overspeelster.
11 En een man, die bij zijns vaders huisvrouw zal gelegen hebben, heeft zijns vaders schaamte ontdekt; zij beiden zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!
12 Insgelijks, als de man bij de vrouw zijns zoons zal gelegen hebben, zij zullen beiden zekerlijk gedood worden; zij hebben een gruwelijke vermenging gedaan; hun bloed is op hen!
13 Wanneer ook een man bij een manspersoon zal gelegen hebben, met vrouwelijke bijligging, zij hebben beiden een gruwel gedaan; zij zullen zekerlijk gedood worden; hun bloed is op hen!

Images for Leviticus 20:3-13

Leviticus 20:3-13 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO LEVITICUS 20

In this chapter several laws are, repeated, enforced with a penalty annexed to them, and the breach them made capital, to deter from it, as giving seed to Molech, Le 20:1-5; going after such that have familiar spirits, or are wizards, Le 20:6; by shunning which, and other sins, a regard would be shown to holiness, Le 20:7,8; such as cursing parents, Le 20:9; committing adultery, Le 20:10; incestuous copulations, and marriages, and beastly actions, Le 20:11-21; all which it became the Israelites to avoid, lest, when come into the land of Canaan, they should be cast out of it, as the old inhabitants were for the same things, Le 20:22-24; and therefore, that they might appear to be a distinct people from others, they were to put a difference between clean and unclean creatures, Le 20:25,26; and the chapter is closed with a law, making it death for any person to have a familiar spirit, or to be a wizard, Le 19:27.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.