Numberi 33:8-18

8 En zij verreisden van Hachiroth, en gingen over, door het midden van de zee, naar de woestijn, en zij gingen drie dagreizen in de woestijn Etham, en legerden zich in Mara.
9 En zij verreisden van Mara, en kwamen te Elim; in Elim nu waren twaalf waterfonteinen en zeventig palmbomen, en zij legerden zich aldaar.
10 En zij verreisden van Elim, en legerden zich aan de Schelfzee.
11 En zij verreisden van de Schelfzee, en legerden zich in de woestijn Sin.
12 En zij verreisden uit de woestijn Sin, en zij legerden zich in Dofka.
13 En zij verreisden van Dofka, en legerden zich in Aluz.
14 En zij verreisden van Aluz, en legerden zich in Rafidim; doch daar was geen water voor het volk, om te drinken.
15 En zij verreisden van Rafidim, en legerden zich in de woestijn van Sinai.
16 En zij verreisden uit de woestijn van Sinai, en legerden zich in Kibroth-Thaava.
17 En zij verreisden van Kibroth-Thaava, en legerden zich in Hazeroth.
18 En zij verreisden van Hazeroth, en legerden zich in Rithma.

Numberi 33:8-18 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 33

This chapter gives an account of the journeys of the people of Israel, from their first coming out of Egypt, to their arrival in the plains of Moab by Jordan, and the names of the various stations where they rested are given, Nu 33:1-49 and they are ordered, when they passed over Jordan, to drive out the Canaanites, destroy their idols, and divide the land among their families in their several tribes, Nu 33:50-54 or otherwise it is threatened the Canaanites should be troublesome and vexatious to them, even those that remained; and it might be expected God would do to the Israelites as he thought to do to those nations, Nu 33:55,56.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.