Numberi 7:7-17

7 Twee wagens en vier runderen gaf hij den zonen van Gerson, naar hun dienst;
8 En vier wagens en acht runderen gaf hij den zonen van Merari, naar hun dienst; onder de hand van Ithamar, den zoon van Aaron, den priester.
9 Maar de zonen van Kohath gaf hij niet; want de dienst der heilige dingen was op hen, die zij op de schouderen droegen.
10 En de oversten offerden ter inwijding des altaars, op den dag als hetzelve gezalfd werd; de oversten dan offerden hun offeranden voor het altaar.
11 En de HEERE zeide tot Mozes: Elke overste zal, een iegelijk op zijn dag, zijn offerande offeren, ter inwijding des altaars.
12 Die nu op den eersten dag zijn offerande offerde, was Nahesson, de zoon van Amminadab, voor den stam van Juda.
13 En zijn offerande was: een zilveren schotel, welks gewicht was honderd dertig sikkelen; een zilveren sprengbekken van zeventig sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; zij waren beide vol meelbloem met olie gemengd, ten spijsoffer;
14 Een reukschaal van tien gouden sikkelen, vol reukwerks;
15 Een var, een jong rund, een ram, een lam, dat eenjarig was, ten brandoffer;
16 Een geitenbok, ten zondoffer;
17 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Nahesson, den zoon van Amminadab.

Numberi 7:7-17 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 7

This chapter gives an account of the presents brought, by the princes of the twelve tribes at the setting up of the tabernacle, for the use of it, Nu 7:1-9; and at the dedication of the altar, and the service of that, Nu 7:10,11; first of the prince of the tribe of Judah, Nu 7:12-17; then of the prince of Issachar, Nu 7:18-23; of the prince of Zebulun, Nu 7:24-29; of the prince of Reuben, Nu 7:30-35; of the prince of Simeon, Nu 7:36-41; of the prince of Gad, Nu 7:42-47; of the prince of Ephraim, Nu 7:48-53; of the prince of Manasseh, Nu 7:54-59; of the prince of Benjamin, Nu 7:60-65; of the prince of Dan, Nu 7:66-71; of the prince of Asher, Nu 7:72-77; of the prince of Naphtali, Nu 7:78-83; the sum of all which follows, Nu 7:84-88; and the chapter is concluded with a token of God's approbation and acceptance of the whole, Nu 7:89.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.