Numberi 7:83-89

83 En ten dankoffer: twee runderen, vijf rammen, vijf bokken, vijf eenjarige lammeren. Dit was de offerande van Ahira, den zoon van Enan.
84 Dit was de inwijding des altaars van de oversten van Israel, op den dag als hetzelve gezalfd werd: twaalf zilveren schotels, twaalf zilveren sprengbekkens, twaalf gouden reukschalen.
85 Een zilveren schotel was van honderd dertig sikkelen, en een sprengbekken van zeventig; al het zilver van de vaten was twee duizend en vierhonderd sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms.
86 Twaalf gouden reukschalen van reukwerks; elke reukschaal was van tien sikkelen, naar den sikkel des heiligdoms; al het goud der reukschalen was honderd en twintig sikkelen.
87 Al de runderen ten brandoffer waren twaalf varren, twaalf rammen, twaalf eenjarige lammeren, met hun spijsoffer; en twaalf geitenbokken ten zondoffer.
88 En al de runderen ten dankoffer waren vier en twintig varren, de rammen zestig, de bokken zestig, de eenjarige lammeren zestig. Dit is de inwijding des altaars, nadat hetzelve gezalfd was.
89 En als Mozes in de tent der samenkomst ging, om met Hem te spreken, zo hoorde hij een stem tot hem sprekende, van boven het verzoendeksel, hetwelk is op de ark der getuigenis, van tussen de twee cherubim. Alzo sprak Hij tot hem.

Numberi 7:83-89 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO NUMBERS 7

This chapter gives an account of the presents brought, by the princes of the twelve tribes at the setting up of the tabernacle, for the use of it, Nu 7:1-9; and at the dedication of the altar, and the service of that, Nu 7:10,11; first of the prince of the tribe of Judah, Nu 7:12-17; then of the prince of Issachar, Nu 7:18-23; of the prince of Zebulun, Nu 7:24-29; of the prince of Reuben, Nu 7:30-35; of the prince of Simeon, Nu 7:36-41; of the prince of Gad, Nu 7:42-47; of the prince of Ephraim, Nu 7:48-53; of the prince of Manasseh, Nu 7:54-59; of the prince of Benjamin, Nu 7:60-65; of the prince of Dan, Nu 7:66-71; of the prince of Asher, Nu 7:72-77; of the prince of Naphtali, Nu 7:78-83; the sum of all which follows, Nu 7:84-88; and the chapter is concluded with a token of God's approbation and acceptance of the whole, Nu 7:89.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.