Openbaring 7:1-11

1 En na dezen zag ik vier engelen staan op de vier hoeken der aarde, houdende de vier winden der aarde, opdat geen wind zou waaien op de aarde, noch op de zee, noch tegen enigen boom.
2 En ik zag een anderen engel opkomen van den opgang der zon, hebbende het zegel des levenden Gods; en hij riep met een grote stem tot de vier engelen, welke macht gegeven was de aarde en de zee te beschadigen,
3 Zeggende: Beschadigt de aarde niet, noch de zee, noch de bomen, totdat wij de dienstknechten onzes Gods zullen verzegeld hebben aan hun voorhoofden.
4 En ik hoorde het getal dergenen, die verzegeld waren: honderd vier en veertig duizend waren verzegeld uit alle geslachten der kinderen Israels.
5 Uit het geslacht van Juda waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Ruben waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Gad waren twaalf duizend verzegeld;
6 Uit het geslacht van Aser waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Nafthali waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Manasse waren twaalf duizend verzegeld;
7 Uit het geslacht van Simeon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Levi waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Issaschar waren twaalf duizend verzegeld;
8 Uit het geslacht van Zebulon waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Jozef waren twaalf duizend verzegeld; uit het geslacht van Benjamin waren twaalf duizend verzegeld.
9 Na dezen zag ik, en ziet, een grote schare, die niemand tellen kon, uit alle natie, en geslachten, en volken, en talen, staande voor den troon, en voor het Lam, bekleed zijnde met lange witte klederen, en palm takken waren in hun handen.
10 En zij riepen met grote stem, zeggende: De zaligheid zij onzen God, Die op den troon zit, en het Lam.
11 En al de engelen stonden rondom den troon, en rondom de ouderlingen en de vier dieren; en vielen voor den troon neder op hun aangezicht, en aanbaden God,

Images for Openbaring 7:1-11

Openbaring 7:1-11 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO REVELATION 7

This chapter contains a vision seen at the end of the sixth, and at the opening of the seventh seal, which expresses the security of the saints in all ages following, the praises of angels and men on that account, and the happiness of all the people of God in the millennium state. First, a vision of four angels is seen restraining the winds from blowing on the earth, sea, and trees, Re 7:1; then of another angel, described by the place from whence he came, the east; by what he had, the seal of the living God, and by his cry to the four angels not to hurt the earth, sea, and trees, until the servants of God were sealed, Re 7:2,3, and then follows the number of the sealed ones in general, Re 7:4, and the particular number of them out of each tribe of Israel, Re 7:5-8. After which is another vision of all the elect of God together, described by the numberless multitude of them; by their descent from all nations; by their position and situation before the throne, and the Lamb; by their habit and attire, and by their loud cry, ascribing salvation to God, and to the Lamb, Re 7:9,10, who are joined by all the angels around them, worshipping God, and ascribing glory to him, Re 7:11,12. And next is described the happiness of this numerous company, in the thousand years' reign, introduced by some discourse which passed between John, and one of the elders, Re 7:13,14, who are said to be before the throne, to serve God continually, and to have his presence, Re 7:15, to be free from everything troublesome and distressing, Re 7:16, and to be fed by the Lamb, and to be led by him to fountains of living water, and to have all their tears wiped away from them, Re 7:17.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.