Psalmen 33:12-22

12 Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft.
13 De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen.
14 Hij ziet uit van Zijn vaste woonplaats op alle inwoners der aarde.
15 Hij formeert hun aller hart; Hij let op al hun werken.
16 Een koning wordt niet behouden door een groot heir; een held wordt niet gered door grote kracht;
17 Het paard feilt ter overwinning, en bevrijdt niet door zijn grote sterkte.
18 Ziet, des HEEREN oog is over degenen, die Hem vrezen, op degenen, die op Zijn goedertierenheid hopen.
19 Om hun ziel van den dood te redden, en om hen bij het leven te houden in den honger.
20 Onze ziel verbeidt den HEERE: Hij is onze Hulp en ons Schild.
21 Want ons hart is in Hem verblijd, omdat wij op den Naam Zijner heiligheid vertrouwen.
22 Uw goedertierenheid, HEERE! zij over ons; gelijk als wij op U hopen.

Images for Psalmen 33:12-22

Psalmen 33:12-22 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 33

Though this psalm has no title to it, it seems to be a psalm of David, from the style and matter of it; and indeed begins with the same words with which the preceding psalm is ended. Theodoret is of opinion it was written by David as a prophecy concerning Hezekiah, as a song to be sung by the people after the destruction of the Assyrian army.

The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.