Psalmen 99:1-6

1 De HEERE regeert, dat de volken beven; Hij zit tussen de cherubim; de aarde bewege zich.

2 De HEERE is groot in Sion, en Hij is hoog boven alle volken.

3 Dat zij Uw groten en vreselijken Naam loven, die heilig is;

4 En de sterkte des Konings, die het recht lief heeft. Gij hebt billijkheden bevestigd, Gij hebt recht en gerechtigheid gedaan in Jakob.

5 Verheft den HEERE, onzen God, en buigt u neder voor de voetbank Zijner voeten; Hij is heilig!

6 Mozes en Aaron waren onder Zijn priesters, en Samuel onder de aanroepers Zijns Naams; zij riepen tot den HEERE, en Hij verhoorde hen.

Psalmen 99:1-6 Meaning and Commentary

INTRODUCTION TO PSALM 99

This psalm, with the foregoing from Ps 90:1 is ascribed to Moses by Jarchi and others; but cannot be his, since mention is made of Samuel in it, who lived many years after him. The Septuagint, Vulgate Latin, Syriac, Arabic, and Ethiopic versions, more rightly attribute it to David; the inscription of the Syriac version, after saying it is David's, subjoins,

``concerning the destruction of the Midianites, whom Moses and the people of Israel led captive;''

of which there is not the least mention in it; but it more truly adds,

``and a prophecy concerning the glory of the kingdom of the Messiah;''

as it undoubtedly is.