1 Koningen 20:32

32 Toen gordden zij zakken om hun lenden, en koorden om hun hoofden, en kwamen tot den koning van Israel, en zeiden: Uw knecht Benhadad zegt: Laat toch mijn ziel leven. En hij zeide: Leeft hij dan nog? Hij is mijn broeder.

1 Koningen 20:32 Meaning and Commentary

1 Kings 20:32

So they girded sackcloth on their loins, and put ropes on
their heads
Signifying they came to surrender themselves to him as his captives and prisoners, and he might do with them as seemed good to him, hang them up if he pleased, for which they brought ropes with them, as a token that they deserved it, see ( Isaiah 20:2-4 ) ,

and came to the king of Israel, and said, thy servant Benhadad saith, I
pray thee let me live:
he that a little while ago insolently demanded his wives, and children, and silver, and gold, as his property, now is his humble servant, and begs, not for his crown and kingdom, but for his life:

and he said, is he yet alive? he is my brother;
which was intimating at once, that not only they might expect he would spare his life, who seemed to be so glad that he was alive, but that he would show him more favour, having a great affection for him as his brother; this was a very foolish expression from a king in his circumstances, with respect to one who had given him so much trouble and distress, and had behaved with so much haughtiness and contempt towards him.

1 Koningen 20:32 In-Context

30 En de overgeblevenen vloden naar Afek in de stad, en de muur viel op zeven en twintig duizend mannen, die overgebleven waren; ook vlood Benhadad, en kwam in de stad van kamer in kamer.
31 Toen zeiden de knechten tot hem: Zie toch, wij hebben gehoord, dat de koningen van het huis Israels goedertierene koningen zijn; laat ons toch zakken om onze lenden leggen, en koorden om onze hoofden, en uitgaan tot den koning van Israel; mogelijk zal hij uw ziel in het leven behouden.
32 Toen gordden zij zakken om hun lenden, en koorden om hun hoofden, en kwamen tot den koning van Israel, en zeiden: Uw knecht Benhadad zegt: Laat toch mijn ziel leven. En hij zeide: Leeft hij dan nog? Hij is mijn broeder.
33 De mannen nu namen naarstiglijk waar, en vatten het haastelijk, of het van hem ware, en zeiden: Uw broeder Benhadad leeft. En hij zeide: Komt, brengt hem. Toen kwam Benhadad tot hem uit, en hij deed hem op den wagen klimmen.
34 En hij zeide tot hem: De steden, die mijn vader van uw vader genomen heeft, zal ik wedergeven, en maak u straten in Damaskus, gelijk mijn vader in Samaria gemaakt heeft. En ik, antwoordde Achab, zal u met dit verbond dan laten gaan. Zo maakte hij een verbond met hem, en liet hem gaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.