1 Koningen 20:6

6 Maar morgen om dezen tijd zal ik mijn knechten tot u zenden, dat zij uw huis en de huizen uwer knechten bezoeken; en het zal geschieden, dat zij al het begeerlijke uwer ogen in hun handen leggen en wegnemen zullen.

1 Koningen 20:6 Meaning and Commentary

1 Kings 20:6

Yet I will send my servants unto thee tomorrow about this
time
He gave him twenty four hours to consider of it:

and they shall search thine house, and the houses of thy servants;
the royal palace, and the houses of the noblemen, and even of every of his subjects in Samaria:

and it shall be, that whatsoever is pleasant (or desirable) in thine
eyes, they shall put it in, their hand, and take it away;
not be content with what should be given, but search for more; and if any in particular was more desirable to the possessor than anything else, that should be sure to be taken away; which was vastly insolent and aggravating.

1 Koningen 20:6 In-Context

4 En de koning van Israel antwoordde en zeide: Naar uw woord, mijn heer de koning, ik ben uwe, en al wat ik heb.
5 Daarna kwamen de boden weder, en zeiden: Alzo spreekt Benhadad, zeggende: Ik heb wel tot u gezonden, zeggende: Uw zilver, en uw goud, en uw vrouwen, en uw kinderen zult gij mij geven;
6 Maar morgen om dezen tijd zal ik mijn knechten tot u zenden, dat zij uw huis en de huizen uwer knechten bezoeken; en het zal geschieden, dat zij al het begeerlijke uwer ogen in hun handen leggen en wegnemen zullen.
7 Toen riep de koning van Israel alle oudsten des lands, en zeide: Merkt toch en ziet, dat deze het kwade zoekt; want hij had tot mij gezonden, om mijn vrouwen, en om mijn kinderen, en om mijn zilver, en om mijn goud, en ik heb het hem niet geweigerd.
8 Doch al de oudsten, en het ganse volk, zeiden tot hem: Hoor niet, en bewillig niet.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.