1 Koningen 22:22

22 En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo.

1 Koningen 22:22 Meaning and Commentary

1 Kings 22:22

And the Lord said unto him, wherewith?
&c.] What way and method did he propose, to persuade Ahab to go up to Ramoth? the Lord is introduced in this visionary narrative as asking this question, not as ignorant of the scheme of the evil spirit, but in order to bring it out, and lead on to the following account:

and he said, I will go forth, and I will be a lying spirit in the mouth
of all his prophets;
put them on encouraging Ahab to go up, and promising him success, as he had in former battles with the king of Syria, and which might both encourage them to give forth such a prediction, and him to believe it to be true; this proposal was quite agreeable to the character of the devil, as the father of lies:

and he said, thou shalt persuade him, and prevail also;
not only make use of this artifice to persuade, but succeed also; the Lord knew that what he should suggest to the prophets, and they should deliver to Ahab, would be agreeable to his inclination, nor would he do anything in the course of his providence to hinder its taking effect:

go forth, and do so;
which was giving leave to try his skill in the art of persuasion, in which he knew he would succeed, and bring on the righteous judgment of God upon Ahab; with this compare ( John 13:27 ) .

1 Koningen 22:22 In-Context

20 En de HEERE zeide: Wie zal Achab overreden, dat hij optrekke en valle te Ramoth in Gilead? De een nu zeide aldus, en de andere zeide alzo.

21 Toen ging een geest uit, en stond voor het aangezicht des HEEREN, en zeide: Ik zal hem overreden. En de HEERE zeide tot hem: Waarmede?

22 En hij zeide: Ik zal uitgaan, en een leugengeest zijn in den mond van al zijn profeten. En Hij zeide: Gij zult overreden, en zult het ook vermogen; ga uit en doe alzo.

23 Nu dan, zie, de HEERE heeft een leugengeest in den mond van al deze uw profeten gegeven; en de HEERE heeft kwaad over u gesproken.

24 Toen trad Zedekia, de zoon van Kenaana, toe, en sloeg Micha op het kinnebakken; en hij zeide: Door wat weg is de geest des HEEREN van mij doorgegaan, om u aan te spreken?