1 Koningen 8:36

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

1 Koningen 8:36 Meaning and Commentary

1 Kings 8:36

Then hear thou in heaven, and forgive the sin of thy
servants, and of thy people Israel
By removing the judgment of drought upon them:

that thou teach them the good way wherein they should walk;
the way of worship and duty prescribed by the Lord which was good in itself, and good for them, good things being enjoyed by them that walk therein; and this the Lord sometimes teaches by afflictions, as well as by his word; but whenever he does it, it is by his Spirit, and then afflictions are blessings, ( Psalms 104:19 ) ( 2 Chronicles 6:27 ) where the same phrase is differently rendered:

and give rain upon the land which thou hast given to thy people for
an inheritance;
as he did at the prayer of Elijah, ( James 5:18 ) .

1 Koningen 8:36 In-Context

34 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw volk Israel, en breng hen weder in het land, dat Gij hun vaderen gegeven hebt.

35 Als de hemel zal gesloten zijn, dat er geen regen is, omdat zij tegen U gezondigd zullen hebben; en zij in deze plaats bidden, en Uw Naam belijden, en van hun zonden zich bekeren zullen, als Gij hen geplaagd zult hebben;

36 Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonde van Uw knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.

37 Als er honger in het land wezen zal, als er pest wezen zal, als er brandkoren, honigdauw, sprinkhanen, kevers wezen zullen, als zijn vijand in het land zijner poorten hem belegeren zal, of enige plage, of enige krankheid wezen zal;

38 Alle gebed, alle smeking, die van enig mens, van al Uw volk Israel, geschieden zal; als zij erkennen, een ieder de plage zijns harten, en een ieder zijn handen in dit huis uitbreiden zal;