1 Koningen 9:20

20 Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de Amorieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels;

1 Koningen 9:20 Meaning and Commentary

1 Kings 9:20

And all the people that were left of the Amorites, Hittites,
Perizzites, Hivites, and Jebusites
Who were not destroyed in the times of Joshua, or since, but dwelt in several cities of the land of Israel from those times; see ( Judges 1:1 ) , which were not of the children of Israel; not natives of the land of Israel, though they might be proselytes, at least some of them.

1 Koningen 9:20 In-Context

18 En Baalath, en Tamor in de woestijn, in dat land;
19 En al de schatsteden, die Salomo had, en de wagensteden, en de steden der ruiteren, en wat de begeerte van Salomo begeerde te bouwen, in Jeruzalem, en op den Libanon, en in het ganse land zijner heerschappij.
20 Aangaande al het volk, dat overgebleven was van de Amorieten, Hethieten, Ferezieten, Hevieten, en Jebusieten, die niet waren van de kinderen Israels;
21 Hun kinderen, die na hen in het land overgebleven waren, die de kinderen Israels niet hadden kunnen verbannen, die heeft Salomo gebracht op slaafsen uitschot tot op dezen dag.
22 Doch van de kinderen Israels maakte Salomo geen slaaf; maar zij waren krijgslieden, en zijn knechten, en zijn vorsten, en zijn hoofdlieden, en de oversten zijner wagenen, en zijner ruiteren.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.