1 Kronieken 4:40

40 En zij vonden vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren.

1 Kronieken 4:40 Meaning and Commentary

1 Chronicles 4:40

And they found fat pasture and good
In or near the valley of Gedor:

and the land was wide, and quiet, and peaceable;
there was room enough for them and their flocks, and they had no enemies on either side to disturb them:

for [they] of Ham had dwelt there of old;
either the Canaanites who descended from Canaan the son of Ham, and had never been expelled from thence; or the Philistines, who were a colony of the Egyptians, the posterity of Ham; and these inhabitants being of this cursed race, the Simeonites scrupled not to dispossess them.

1 Kronieken 4:40 In-Context

38 Dezen kwamen tot namen, zijnde vorsten in hun huisgezinnen, en de huisgezinnen hunner vaderen braken uit in menigte.
39 En zij gingen tot aan den ingang van Gedor tot het oosten des dals, om weide te zoeken voor hun schapen.
40 En zij vonden vette en goede weide, en een land, wijd van begrip, en stil, en gerust; want die van Cham woonden daar tevoren.
41 Dezen nu, die met namen beschreven zijn, kwamen in de dagen van Hizkia, den koning van Juda, en zij sloegen de tenten en woningen dergenen, die daar gevonden werden; en zij verbanden hen, tot op dezen dag; en zij woonden aan hun plaats, want daar was weide voor hun schapen.
42 Ook gingen uit hen, te weten uit de kinderen van Simeon, vijfhonderd mannen, tot het gebergte van Seir; en Pelatja, en Nearja, en Refaja, en Izziel, de zonen van Isei, waren hun tot hoofden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.