1 Kronieken 5:7

7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja,

1 Kronieken 5:7 Meaning and Commentary

1 Chronicles 5:7

And his brethren by their families
Either the brethren of Beerah, or the rest of the posterity of Reuben:

(when the genealogy of their generations was reckoned;)
either in the times of Jotham and Jeroboam, ( 1 Chronicles 5:17 ) or at the time of their captivity, as in the preceding verse:

[were] the chief, Jehiel, and Zechariah;
these were the principals or heads of their families.

1 Kronieken 5:7 In-Context

5 Zijn zoon Micha; zijn zoon Reaja; zijn zoon Baal;
6 Zijn zoon Beera, welken Tiglath-Pilneser, de koning van Assyrie, gevankelijk wegvoerde; hij was de vorst der Rubenieten.
7 Aangaande zijn broederen in hun huisgezinnen, als zij naar hun geboorten in de geslachtsregisters gesteld werden; de hoofden zijn geweest Jehiel en Zecharja,
8 En Bela, de zoon van Azaz, den zoon van Sema, den zoon van Joel, die woonde te Aroer, en tot aan Nebo, en Baal-Meon,
9 En hij woonde tegen het oosten, tot den ingang der woestijn, van de rivier Frath af; want hun vee was veel geworden in het land van Gilead.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.