1 Samuël 12:14

14 Zo gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt, zo zult gijlieden, zowel gij als de koning, die over u regeren zal, achter den HEERE, uw God, zijn.

1 Samuël 12:14 Meaning and Commentary

1 Samuel 12:14

If ye will fear the Lord, and serve him, and obey his voice,
&c.] All worship and service of God, and obedience to his word and ordinances, should spring from fear and reverence of him; and therefore the whole of worship, both external and internal, is sometimes expressed by the fear of the Lord:

and not rebel against the commandment of the Lord;
break it, and thereby exasperate him, and provoke him to wrath and bitterness:

then shall both ye, and also the king that reigneth over you,
continue following the Lord your God; the Targum is,

``after the worship of the Lord your God;''

which was their duty to do, and is expressed in the preceding clauses; and this therefore is rather a promise of some benefit and privilege to their duty, and to encourage them to it, since it stands opposed to the threatening of punishment in the next verse; and the words in the original are, "then shall ye &c. be after the Lord your God" ^F12: that is, though they had in effect rejected the Lord from being their King, by asking and having one; yet notwithstanding, if they and their king were obedient to the commands of the Lord, he would not cast them off; but they should follow him as their guide, leader, and director, and he would protect and defend them as a shepherd does his sheep that follow after him; so Jarchi takes it to be a promise of long life and happiness to them and their king,

``ye shall be established to length of days, both ye and the king.''

---

FOOTNOTES:

F12 (hwhy rxa-Mtyyh) "eritis post Dominum", Pagninus, Montanus, Tigurine version, Piscator.

1 Samuël 12:14 In-Context

12 Als gij nu zaagt, dat Nahas, de koning van de kinderen Ammons, tegen u kwam, zo zeidet gij tot mij: Neen, maar een koning zal over ons regeren; zo toch de HEERE, uw God, uw Koning was.

13 En nu, ziet daar den koning, dien gij verkoren hebt, dien gij begeerd hebt; en ziet, de HEERE heeft een koning over ulieden gezet.

14 Zo gij den HEERE zult vrezen, en Hem dienen, en naar Zijn stem horen, en den mond des HEEREN niet wederspannig zijt, zo zult gijlieden, zowel gij als de koning, die over u regeren zal, achter den HEERE, uw God, zijn.

15 Doch zo gij naar de stem des HEEREN niet zult horen, maar den mond des HEEREN wederspannig zijn, zo zal de hand des HEEREN, tegen u zijn, als tegen uw vaders.

16 Ook stelt u nu hier, en ziet die grote zaak, die de HEERE voor uw ogen doen zal.