1 Samuël 14:2

2 Saul nu zat aan het uiterste van Gibea onder den granatenboom, die te Migron was; en het volk, dat bij hem was, was omtrent zeshonderd man.

1 Samuël 14:2 Meaning and Commentary

1 Samuel 14:2

And Saul tarried in the uttermost part of Gibeah
Not daring to go out against the Philistines, but remained in the furthest part of Gibeah, at the greatest distance from the camp of the Philistines, in the strongest part of the city, or deeply entrenched in the outer, part of it in the field:

under a pomegranate tree;
where were his headquarters; his tent or pavilion was erected under a large spreading pomegranate, which protected him from the heat of the sun: or

under Rimmon;
the rock Rimmon; under the shelter of that, and in the caverns of it; where a like number of Benjaminites he now had with him formerly hid themselves, ( Judges 20:47 )

which is in Migron;
a part of Gibeah, or rather of the field of Gibeah, so called; for near it it certainly was; and is also mentioned along with Michmash, and as lying in the way of the march of Sennacherib king of Assyria, to Jerusalem, ( Isaiah 10:28 )

and the people that were with him were about six hundred men;
which is observed to show that no addition was made to his little army; it was the same it was when he came thither, the people did not flock to his assistance, being in fear of the army of the Philistines, which was so powerful; see ( 1 Samuel 13:15 ) .

1 Samuël 14:2 In-Context

1 Het geschiedde nu op een dag, dat Jonathan, de zoon van Saul, tot den jongen, die zijn wapenen droeg, zeide: Kom, en laat ons tot de bezetting der Filistijnen overgaan, welke aan gene zijde is; doch hij gaf het zijn vader niet te kennen.
2 Saul nu zat aan het uiterste van Gibea onder den granatenboom, die te Migron was; en het volk, dat bij hem was, was omtrent zeshonderd man.
3 En Ahia, de zoon van Ahitub, den broeder van Ikabod, den zoon van Pinehas, den zoon van Eli, was priester des HEEREN, te Silo, dragende den efod; doch het volk wist niet, dat Jonathan heengegaan was.
4 Er was nu tussen de doortochten, waar Jonathan zocht door te gaan tot der Filistijnen bezetting, een scherpte van een steenklip aan deze zijde, en een scherpte van een steenklip aan gene zijde; en de naam der ene was Bozes, en de naam der andere Sene.
5 De ene tand was gelegen tegen het noorden, tegenover Michmas, en de andere tegen het zuiden, tegenover Geba.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.