1 Samuël 16:12

12 Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het.

1 Samuël 16:12 Meaning and Commentary

1 Samuel 16:12

And he sent and brought him in
Sent messengers into the field and to the flock for him, and being come home Jesse introduced him into the room where Samuel was:

now he was ruddy;
which some understand not of the ruddiness of his complexion, or of his cheeks, but of the redness of his hair; the former seems best:

and withal of a beautiful countenance;
of comely features: or "beautiful eyes" ^F5; bright, clear, and sparkling; eyes that are black or blue are reckoned beautiful:

and goodly to look to;
of a pleasant countenance, delightful to behold; he carried sweetness as well as majesty in his face; in this he was a type of Christ, ( Song of Solomon 5:10 Song of Solomon 5:16 ) . A beautiful aspect, as well as shape and height, recommended persons for government, as with the Ethiopians, as Aristotle ^F6 relates; so Agamemnon is represented by Priamus ^F7 for his personable appearance, as like a king, and fit to be one:

and the Lord said, arise, anoint him, for this is he;
that he had spoken to him of, and who it was his pleasure should be anointed king; and therefore, by a secret strong impulse upon his mind, was put upon doing it immediately, without any hesitation or delay.

---

FOOTNOTES:

F5 (Mynye hpy Me) "simul pulcher oculis", Montanus; "cum pulchritudine oculorum", Junius & Tremellius, Piscator.
F6 Politic. l. 4. c. 4.
F7 Homer. Iliad. 3. v. 166.

1 Samuël 16:12 In-Context

10 Alzo liet Isai zijn zeven zonen voorbij het aangezicht van Samuel gaan; doch Samuel zeide tot Isai: De HEERE heeft dezen niet verkoren.

11 Voorts zeide Samuel tot Isai: Zijn dit al de jongelingen? En hij zeide: De kleinste is nog overig, en zie, hij weidt de schapen. Samuel nu zeide tot Isai: Zend heen en laat hem halen; want wij zullen niet rondom aanzitten, totdat hij hier zal gekomen zijn.

12 Toen zond hij heen, en bracht hem in; hij nu was roodachtig, mitsgaders schoon van ogen en schoon van aanzien; en HEERE zeide: Sta op, zalf hem, want deze is het.

13 Toen nam Samuel den oliehoorn, en hij zalfde hem in het midden zijner broederen. En de Geest des HEEREN werd vaardig over David van dien dag af en voortaan. Daarna stond Samuel op, en hij ging naar Rama.

14 En de Geest des HEEREN week van Saul; en een boze geest van den HEERE verschrikte hem.