1 Samuël 20:2

2 Hij daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet geen grote zaak, en geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen? Dat is niet.

1 Samuël 20:2 Meaning and Commentary

1 Samuel 20:2

And he said unto him, God forbid, thou shalt not die
He could not believe his father had any such intention; and that if he discovered anything of that kind, it was only when he was in a frenzy, and a melancholy disorder had seized him; and that David had nothing to fear on that head, and that he would secure him from all danger in that respect; the thing was too gross and detestable to be credited:

behold, my father will do nothing, either great or small, but that he
will show it me;
such an interest had he in him, and in his favour, being his son and heir to his crown, and having done many warlike exploits, which had the more endeared him to him, that he made him privy to all his secret designs, and took his opinion in all matters of moment and importance:

and why should my father hide this thing from me?
his design of taking away the life of David, if he had really formed one:

it [is] not [so];
Jonathan concluded, from his ignorance of it, there was nothing in it, and that it was only a surmise of David's; and yet it is strange that Jonathan should know nothing of the messengers being sent to David's house to take him, and of others sent to Naioth after him, and of Saul's going there himself with such a design; and if he did know anything of the matter, he made the best of it to David, partly to allay his fears, and partly that his father might not appear so black and vile as he really was.

1 Samuël 20:2 In-Context

1 Toen vluchtte David van Najoth bij Rama, en hij kwam, en zeide voor het aangezicht van Jonathan: Wat heb ik gedaan, wat is mijn misdaad, en wat is mijn zonde voor het aangezicht uws vaders, dat hij mijn ziel zoekt?
2 Hij daarentegen zeide tot hem: Dat zij verre, gij zult niet sterven. Zie, mijn vader doet geen grote zaak, en geen kleine zaak, die hij voor mijn oor niet openbaart; waarom zou dan mijn vader deze zaak van mij verbergen? Dat is niet.
3 Toen zwoer David verder, en zeide: Uw vader weet zeer wel, dat ik genade in uw ogen gevonden heb; daarom heeft hij gezegd: Dat Jonathan dit niet wete, opdat hij zich niet bekommere; en zekerlijk, zo waarachtig als de HEERE leeft, en uw ziel leeft, er is maar als een schrede tussen mij en tussen den dood!
4 Jonathan nu zeide tot David: Wat uw ziel zegt, dat zal ik u doen.
5 En David zeide tot Jonathan: Zie, morgen is de nieuwe maan, dat ik zekerlijk met den koning zou aanzitten om te eten; zo laat mij gaan, dat ik mij op het veld verberge tot aan den derden avond.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.