1 Samuël 6:7

7 Nu dan, neemt en maakt een nieuwen wagen, en twee zogende koeien, op dewelke geen juk gekomen is; spant de koeien aan den wagen, en brengt haar kalveren van achter haar weder naar huis.

1 Samuël 6:7 Meaning and Commentary

1 Samuel 6:7

Now therefore make a new cart
For there were no Levites, nor priests of the Lord to carry it upon their shoulders, as it was wont to be when carried, and therefore they ordered a cart to be made; and they might know the Levites were allowed wagons to carry some of their sacred things on, ( Numbers 7:1-8 ) and a new one for the honour of the ark, as David afterwards did, ( 2 Samuel 6:3 )

and take two milch kine, on which there hath come no yoke;
which also might be designed for the honour of the ark; but there was a further view in it, at least in the providence of God; since two such creatures, who had young, would be apt, if left to themselves, as these were, to return home to them, and not to proceed on a journey; and being unaccustomed to a yoke, would draw one way, and another another, in different ways; and not go on in a direct road, as such that are used to the yoke do:

and tie the kine to the cart;
in order to draw it:

and bring their calves home from them;
that they might not cry after them, which would cause them to turn back.

1 Samuël 6:7 In-Context

5 Zo maakt dan beelden uwer spenen, en beelden uwer muizen, die het land verderven, en geeft den God van Israel de eer; misschien zal Hij Zijn hand verlichten van over ulieden, en van over uw god, en van over uw land.

6 Waarom toch zoudt gijlieden uw hart verzwaren, gelijk de Egyptenaars en Farao hun hart verzwaard hebben? Hebben zij niet, toen Hij wonderlijk met hen gehandeld had, hen laten trekken, dat zij heengingen?

7 Nu dan, neemt en maakt een nieuwen wagen, en twee zogende koeien, op dewelke geen juk gekomen is; spant de koeien aan den wagen, en brengt haar kalveren van achter haar weder naar huis.

8 Neemt dan de ark des HEEREN, en zet ze op den wagen, en legt de gouden kleinoden, die gij Hem ten schuloffer vergelden zult, in een koffertje aan haar zijde; en zendt ze weg, dat zij heenga.

9 Ziet dan toe, indien zij den weg van haar landpale opgaat naar Beth-Semes, zo heeft Hij ons dit groot kwaad gedaan; maar zo niet, zo zullen wij weten, dat Zijn hand ons niet geraakt heeft; het is ons een toeval geweest.