2 Koningen 14:9

9 Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel.

2 Koningen 14:9 Meaning and Commentary

2 Kings 14:9

And Jehoash the king of Israel sent to Amaziah the king of
Judah
By the return of his messengers:

saying, the thistle that was in Lebanon sent to the cedar that was in
Lebanon;
intending by this proverbial way of speaking to humble the pride of Amaziah; comparing him to a thistle or thorn, a low, mean, abject, weak, prickly, and troublesome shrub, and himself to a cedar, a tree high and lofty, strong, large, and spreading:

saying, give thy daughter to my son to wife;
signifying, that if in a peaceable manner he had desired to contract affinity with him, and so establish mutual friendship, he should have despised him as being as much below him as the thistle is below a cedar; and therefore should still more despise and defy him, who addressed him in an hostile manner, and in such haughty language:

and there passed by a wild beast that was in Lebanon, and trod down the
thistle;
and so there was an end put at once to its pride and ambition, and to its treaty with the cedar; intimating hereby, that his soldiers would as easily vanquish and destroy the army of Amaziah as a wild beast can destroy a thistle.

2 Koningen 14:9 In-Context

7 Hij sloeg de Edomieten in het Zoutdal tien duizend, en nam Sela in met krijg, en noemde haar naam Jokteel, tot op dezen dag.

8 Toen zond Amazia boden tot Joas, den zoon van Joahaz, den zoon van Jehu, den koning van Israel, zeggende: Kom, laat ons elkanders aangezicht zien.

9 Maar Joas, de koning van Israel, zond tot Amazia, den koning van Juda, zeggende: De distel, die op den Libanon is, zond tot den ceder, die op den Libanon is, zeggende: Geef uw dochter mijn zoon ter vrouw; maar het gedierte des velds, dat op den Libanon is, ging voorbij, en vertrad den distel.

10 Gij hebt de Edomieten dapper geslagen, daarom heeft uw hart u verheven; heb de eer, en blijf in uw huis; want waarom zoudt gij u in het kwade mengen, dat gij vallen zoudt, gij en Juda met u?

11 Doch Amazia hoorde niet; daarom toog Joas, de koning van Israel, op, zodat hij en Amazia, de koning van Juda, elkanders aangezicht zagen te Beth-Semes, dat in Juda is.