2 Samuël 21:14

14 En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.

2 Samuël 21:14 Meaning and Commentary

2 Samuel 21:14

And the bones of Saul and Jonathan his son
Together with those who had been hanged:

buried they in the country of Benjamin in Zelah;
a city in the tribe of Benjamin, ( Joshua 18:28 ) ;

in the sepulchre of Kish his father;
the father of Saul, ( 1 Samuel 9:1 1 Samuel 9:2 ) ; and which, according to Fuller F23, and the position of it in his map, was not far from the hill on which the seven sons of Saul were hanged:

and they performed all that the king commanded;
that is, David's messengers and servants did; they fetched the bones of Saul and Jonathan from Jabeshgilead, and buried them with those of his seven sons hanged, in the burying place of his father Kish, and made a general mourning for them; for the Jews say F24, that by David's order Saul's coffin was carried through every tribe, and men, women, and children, came out and expressed concern:

and after that God was entreated for the land;
not after the burial of the said persons, but after the seven men were hanged up; by this the wrath of God was appeased, which was seen by his sending rain and fruitful seasons, so that the famine ceased.


FOOTNOTES:

F23 Pisgah-Sight, B. 2. c. 12. p. 258.
F24 Bemidbar Rabba, ut supra. (fol. 190. 1.)

2 Samuël 21:14 In-Context

12 Zo ging David henen, en nam de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon, van de burgeren van Jabes in Gilead, die dezelve gestolen hadden van de straat Beth-San, alwaar de Filistijnen ze hadden opgehangen, ten dage als de Filistijnen Saul sloegen op Gilboa.
13 En hij bracht van daar op de beenderen van Saul, en de beenderen van Jonathan, zijn zoon; ook verzamelden zij de beenderen der gehangenen.
14 En zij begroeven de beenderen van Saul en zijn zoon Jonathan in het land van Benjamin te Zela, in het graf van zijn vader Kis, en deden alles, wat de koning geboden had. Alzo werd God na dezen den lande verbeden.
15 Voorts hadden de Filistijnen nog een krijg tegen Israel. En David toog af, en zijn knechten met hem, en streden tegen de Filistijnen, dat David moede werd.
16 En Isbi Benob, die van de kinderen van Rafa was, en het gewicht zijner spies driehonderd gewicht kopers, en hij was aangegord met een nieuw zwaard; deze dacht David te slaan.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.