Daniël 2:15

15 Hij antwoordde en zeide tot Arioch, den bevelhebber des konings: Waarom zou de wet van 's konings wege zo verhaast worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de zaak te kennen.

Daniël 2:15 Meaning and Commentary

Daniel 2:15

And he answered and said to Arioch the king's captain
Or governor ^F13; over the persons before mentioned; either the king's guard or militia, or cooks or executioners: before, the manner in which Daniel answered is observed; here, the matter of it, as follows: why is the decree so hasty from the King?
or, "why this rash", hasty, or cruel (as the Vulgate Latin version) decree from the king? for so it was: what is the cause and reason of it? then Arioch made the thing known to Daniel;
who before was ignorant of it; he was not with the wise men before the king; either they did not care he should go with them, and therefore called him not; or he did not choose to go himself, being under no temptation by the rewards offered, and especially having no summons from the king himself: this being his case, Arioch informs him of the whole affair; how that the king had dreamed a dream, and forgot it; and had sent for the wise men to tell him both it and the interpretation; but they not being able to do it, and declaring also that it was impossible to be done, the king had given orders to slay all of that character.

---

FOOTNOTES:

F13 (ajylv) "dominatori", Junius &, Tremellius, Piscator, Broughtonus,

Daniël 2:15 In-Context

13 Die wet dan ging uit, en de wijzen werden gedood; men zocht ook Daniel en zijn metgezellen, om gedood te worden.

14 Toen bracht Daniel een raad en oordeel in, aan Arioch, den overste der trawanten des konings, die uitgetogen was, om de wijzen van Babel te doden.

15 Hij antwoordde en zeide tot Arioch, den bevelhebber des konings: Waarom zou de wet van 's konings wege zo verhaast worden? Toen gaf Arioch aan Daniel de zaak te kennen.

16 En Daniel ging in, en verzocht van den koning, dat hij hem een bestemden tijd wilde geven, dat hij den koning de uitlegging te kennen gave.

17 Toen ging Daniel naar zijn huis, en hij gaf de zaak zijn metgezellen, Hananja, Misael, en Azarja te kennen;