Deuteronomium 11:27

27 Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede;

Deuteronomium 11:27 Meaning and Commentary

Deuteronomy 11:27

A blessing, if ye obey the commandments of the Lord your God,
&c.] That is, a blessing should come upon them, even all temporal blessings they stood in need of; they should be blessed in body and estate, in their families, and in their flocks, in town and country; see ( Deuteronomy 28:1-6 ) ,

which I command you this day;
afresh repeated to them, and enjoined them the observation of it in the name of the Lord.

Deuteronomium 11:27 In-Context

25 Niemand zal voor uw aangezicht bestaan; de HEERE, uw God, zal uw schrik en uw vreze geven over al het land, waarop gij treden zult, gelijk als Hij tot u gesproken heeft.
26 Ziet, ik stel ulieden heden voor, zegen en vloek:
27 Den zegen, wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, die ik u heden gebiede;
28 Maar den vloek, zo gij niet horen zult naar de geboden des HEEREN, uws Gods, en afwijkt van den weg, dien ik u heden gebiede, om andere goden na te wandelen, die gij niet gekend hebt.
29 En het zal geschieden, als u de HEERE, uw God, zal hebben ingebracht in het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven; dan zult gij den zegen uitspreken op den berg Gerizim, en den vloek op den berg Ebal.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.