Deuteronomium 11:6

6 Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel.

Deuteronomium 11:6 Meaning and Commentary

Deuteronomy 11:6

And what he did unto Dathan and Abiram, the sons of Eliab, the
son of Reuben
When they with Korah and his company quarrelled with Moses and Aaron about the priesthood, ( Numbers 16:1 ) , how the earth opened her mouth, and swallowed them up; the history of which see in ( Numbers 16:30-33 )

and their households and their tents;
not their houses and their tents, as the Septuagint and some other versions; for though the word signifies houses, and is often used for them, yet here it must signify families, their wives, and children; since they had no houses, but dwelt in tents, all which were swallowed up with them:

and all the substance that was in their possession;
gold, silver, cattle, household goods, and whatever they were possessed of:

or was at their feet
F3; or which followed them, their living creatures; or was for them, as Aben Ezra interprets it; for, their use, service, and necessity: and this was done

in the midst of all Israel;
openly and publicly, they beholding it, as follows; and therefore should be rendered, "before all Israel" F4; and, besides, the tents of Dathan and Abiram, Reubenites, were not in the midst of Israel.


FOOTNOTES:

F3 (Mhylgrb rva) "quae erat in pedibus eorum", Pagninus, Montanus, Vatablus.
F4 (brqb) "coram omni Israele", Noldius, p. 212. No. 975.

Deuteronomium 11:6 In-Context

4 En wat Hij gedaan heeft aan het heir der Egyptenaren, aan deszelfs paarden en aan deszelfs wagenen; dat Hij de wateren van de Schelfzee boven hun aangezicht deed overzwemmen, als zij ulieden van achteren vervolgden; en de HEERE verdeed hen, tot op dezen dag.
5 En wat Hij ulieden gedaan heeft in de woestijn, totdat gij gekomen zijt aan deze plaats.
6 Daarboven, wat Hij gedaan heeft aan Dathan, en aan Abiram, zonen van Eliab, den zoon van Ruben; hoe de aarde haar mond opendeed, en hen verslond met hun huisgezinnen, en hun tenten, ja, al wat bestond, dat hun aanging, in het midden van gans Israel.
7 Want het zijn uw ogen, die gezien hebben al dit grote werk des HEEREN, dat Hij gedaan heeft.
8 Houdt dan alle geboden, die ik u heden gebiede; opdat gij gesterkt wordt en inkomt, en erft het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven;
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.