Deuteronomium 24:17

17 Gij zult het recht van den vreemdeling en van den wees niet buigen, en gij zult het kleed der weduwe niet te pand nemen.

Deuteronomium 24:17 Meaning and Commentary

Deuteronomy 24:17

Thou shalt not pervert the judgment of the stranger, [nor] of
the fatherless
Who are unable to defend themselves, and have but few, if any, to take their part; and therefore particular care should be taken by judges and civil magistrates to do them justice, or God will require it of them:

nor take a widow's raiment to pledge;
nor anything else, as her ox or cow, ( Job 24:3 ) ; according to the Jewish canons ^F18, of a widow, whether she is poor or rich, a pledge is not taken; the reason given for which is, that it would raise an ill suspicion, and cause an evil report of her among her neighbours ^F19; and which is suggested by the Targum of Jonathan

``neither shall any of you take for a pledge the raiment of a widow, lest wicked neighbours should arise, and bring an evil report upon her, when ye return the pledge unto her.''

But no doubt a poor widow is meant, and the design of the law is mercy to her, and that she might not be distressed by taking that from her she needed.

---

FOOTNOTES:

F18 Misn. Bava Metzia, c. 9. sect. 13.
F19 Maimon. & Bartenora in Misn. Bava Metzia, c. 9. sect. 13.

Deuteronomium 24:17 In-Context

15 Op zijn dag zult gij zijn loon geven, en de zon zal daarover niet ondergaan; want hij is arm, en zijn ziel verlangt daarnaar; dat hij tegen u niet roepe tot den HEERE, en zonde in u zij.

16 De vaders zullen niet gedood worden voor de kinderen, en de kinderen zullen niet gedood worden voor de vaders; een ieder zal om zijn zonde gedood worden.

17 Gij zult het recht van den vreemdeling en van den wees niet buigen, en gij zult het kleed der weduwe niet te pand nemen.

18 Maar gij zult gedenken, dat gij een knecht in Egypte geweest zijt, en de HEERE, uw God, heeft u van daar verlost; daarom gebiede ik u deze zaak te doen.

19 Wanneer gij uw oogst op uw akker afgeoogst, en een garf op den akker vergeten zult hebben, zo zult gij niet wederkeren, om die op te nemen; voor den vreemdeling, voor den wees en voor de weduwe zal zij zijn; opdat u de HEERE, uw God, zegene, in al het werk uwer handen.