Deuteronomium 31:8

8 De HEERE nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten; vrees niet, en ontzet u niet.

Deuteronomium 31:8 Meaning and Commentary

Deuteronomy 31:8

And the Lord, he [it is] that doth go before thee
The Word of the Lord, his Shechinah, according to the above Targum, and so in the next clause; the same that brought Israel out of Egypt, had gone before them in the wilderness, and now would go before Joshua and them into the land of Canaan:

he will be with thee;
to guide and direct, to assist and strengthen, to protect and defend, to give success to his arms, and victory over his enemies:

he will not fail thee, neither forsake thee;
not fail to give him counsel and direction, to afford him strength, and to fill him with courage, and to deliver his enemies into his hands; nor forsake him till he had finished the work he was to do, had made a complete conquest of the Canaanites, and settled the people of Israel in their land:

fear not, neither be dismayed;
at the number and strength of the enemy, nor at any difficulties that might lie in the way of finishing so great an undertaking, since the Lord would be with him; see ( Romans 8:31 ) .

Deuteronomium 31:8 In-Context

6 Weest sterk en hebt goeden moed, en vreest niet, en verschrikt niet voor hun aangezicht; want het is de HEERE, uw God, Die met u gaat; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten.

7 En Mozes riep Jozua, en zeide tot hem voor de ogen van gans Israel: Wees sterk en heb goeden moed, want gij zult met dit volk ingaan in het land dat de HEERE hun vaderen gezworen heeft, hun te zullen geven; en gij zult het hun doen erven.

8 De HEERE nu is Degene, Die voor uw aangezicht gaat; Die zal met u zijn; Hij zal u niet begeven, noch u verlaten; vrees niet, en ontzet u niet.

9 En Mozes schreef deze wet, en gaf ze aan de priesteren, de zonen van Levi, die de ark des verbonds des HEEREN droegen, en aan alle oudsten van Israel.

10 En Mozes gebood hun, zeggende: Ten einde van zeven jaren, op den gezetten tijd van het jaar der vrijlating, op het feest der loofhutten.