Esther 3:6

6 Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van Mordechai aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen.

Esther 3:6 Meaning and Commentary

Esther 3:6

And he thought scorn to lay hands on Mordecai alone
That would not be a sufficient gratification of his revenge; he was too low and mean a person only to wreak his vengeance on; nothing short of his whole nation would satisfy him:

for they had showed him the people of Mordecai;
that they were the Jews; for Mordecai had told the king's servants, that talked with him on the subject, that he was a Jew, and gave that as a reason why he could not and would not reverence Haman:

wherefore Haman sought to destroy all the Jews that were throughout the
whole kingdom of Ahasuerus;
even the people of Mordecai; and that not merely to be revenged on Mordecai, but because he plainly saw, that both by his example, and upon the same principle with him; they would all to a man refuse to give him reverence; and therefore he was resolved to root them out of the whole empire, that he might not be mortified by them.

Esther 3:6 In-Context

4 Het geschiedde nu, toen zij dit van dag tot dag tot hem zeiden, en hij naar hen niet hoorde, zo gaven zij het Haman te kennen, opdat zij zagen, of de woorden van Mordechai bestaan zouden; want hij had hun te kennen gegeven, dat hij een Jood was.
5 Toen Haman zag, dat Mordechai zich niet neigde, noch zich voor hem nederboog, zo werd Haman vervuld met grimmigheid.
6 Doch hij verachtte in zijn ogen, dat hij aan Mordechai alleen de hand zou slaan (want men had hem het volk van Mordechai aangewezen); maar Haman zocht al de Joden, die in het ganse koninkrijk van Ahasveros waren, namelijk het volk van Mordechai, te verdelgen.
7 In de eerste maand (deze is de maand Nisan) in het twaalfde jaar van den koning Ahasveros, wierp men het Pur, dat is, het lot, voor Hamans aangezicht, van dag tot dag, en van maand tot maand, tot de twaalfde maand toe; deze is de maand Adar.
8 Want Haman had tot den koning Ahasveros gezegd: Er is een volk, verstrooid en verdeeld onder de volken in al de landschappen uws koninkrijks; en hun wetten zijn verscheiden van de wetten aller volken; ook doen zij des konings wetten niet; daarom is het den koning niet oorbaar hen te laten blijven.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.