Exodus 11:7

7 Maar bij alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong verroeren, van de mensen af tot de beesten toe; opdat gijlieden weet, dat de HEERE tussen de Egyptenaren en tussen de Israelieten een afzondering maakt.

Exodus 11:7 Meaning and Commentary

Exodus 11:7

But against any of the children of Israel shall not a dog move
his tongue, against man or beast
That is, as no hurt should be done to man or beast among them, to the firstborn of either of them, so there would be no noise or cry in their dwellings, but the profoundest silence, stillness, and quietness among them; though this is generally understood of what would be their case when on their march departing out of Egypt, which was immediately upon the slaying of the firstborn; and, if literally understood, it was a very extraordinary thing that a dog, which barks at the least noise that is made, especially in the night, yet not one should move his tongue or bark, or rather "sharpen" F21 his tongue, snarl and grin, when 600,000 men, besides women and children, with their flocks and herds, set out on their journey, and must doubtless march through many places where dogs were, before they came to the Red sea; though it may also be interpreted figuratively, that not an Egyptian, though ever so spiteful and malicious, and ill disposed to the children of Israel, should offer to do any hurt either to the Israelites or their cattle, or exclaim against them on account of the slaughter of their firstborn, or say one word against their departure, or attempt to stop them, but on the contrary would hasten their going, and be urgent for it: that ye may know how that the Lord doth put a difference between the
Egyptians and Israel;
by preserving them and theirs, when the firstborn of Egypt were destroyed, and by causing stillness and quietness among them when there was an hideous outcry and doleful lamentation among the Egyptians; and by bringing Israel quietly out from among them, none offering to give the least molestation.


FOOTNOTES:

F21 (Urxy al) non acuet, Noldius, p. 517. No. 1471. so Jarchi.

Exodus 11:7 In-Context

5 En alle eerstgeborenen in Egypteland zullen sterven, van Farao's eerstgeborene af, die op zijn troon zitten zou, tot den eerstgeborene der dienstmaagd, die achter de molen is, en alle eerstgeborenen van het vee.
6 En er zal een groot geschrei zijn in het ganse Egypteland, desgelijks nooit geweest is, en desgelijks niet meer wezen zal.
7 Maar bij alle kinderen Israels zal niet een hond zijn tong verroeren, van de mensen af tot de beesten toe; opdat gijlieden weet, dat de HEERE tussen de Egyptenaren en tussen de Israelieten een afzondering maakt.
8 Dan zullen al deze uw knechten tot mij afkomen, en zich voor mij neigen, zeggende: Trek uit, gij en al het volk, dat uw voetstappen volgt; en daarna zal ik uitgaan. En hij ging uit van Farao in hitte des toorns.
9 De HEERE dan had tot Mozes gesproken: Farao zal naar ulieden niet horen, opdat Mijn wonderen in Egypteland vermenigvuldigd worden.
The Dutch Staten Vertaling translation is in the public domain.